Gerechtshof Den Haag, 19-02-2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:246, BK-24/304
Gerechtshof Den Haag, 19-02-2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:246, BK-24/304
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 19 februari 2025
- Datum publicatie
- 17 maart 2025
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2024:2528, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- BK-24/304
- Relevante informatie
- Art. 30a WOZ, Art. 40 WOZ, Art. 7:15 Awb
Inhoudsindicatie
Wet WOZ. Ziekte gemachtigde. Uitstel zitting terecht afgewezen? Waarde woning verminderd. Proceskostenvergoeding bezwaar- en beroepsfase. Wegingsfactor 0,25 of 1? Vergoeding kosten woningwaarderapport naar tijdsbesteding van 10 minuten. Belastingrechter niet bevoegd te oordelen over vraag of proceskostenvergoeding moet worden overgemaakt naar de rekening van een ander dan de belanghebbende. Hoger beroep gegrond.
Uitspraak
Team Belastingrecht
enkelvoudige kamer
nummer BK-24/304
in het geding tussen:
[X] te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: G. Gieben)
en
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 14 februari 2024, nummer SGR 22/6971.
Procesverloop
De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde op 1 januari 2021 van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] te [woonplaats] (de woning), voor het kalenderjaar 2022 vastgesteld op € 240.000 (de beschikking). Met de beschikking is in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan belanghebbende voor het jaar 2022 opgelegde aanslag in de onroerende-zaakbelastingen (de aanslag).
De Heffingsambtenaar heeft het tegen de beschikking en de aanslag gemaakte bezwaar bij uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 50. De Rechtbank heeft geoordeeld:
“De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de uitspraak op bezwaar;
wijzigt de beschikking aldus dat de vastgestelde waarde wordt verminderd tot € 219.000;
vermindert de aanslag onroerende-zaakbelastingen tot een berekend naar een waarde van € 219.000;
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
veroordeelt de heffingsambtenaar in de kosten voor het woningwaarderapport tot een bedrag van € 10,69;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 373,50;
draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van € 50 aan belanghebbende te vergoeden.”
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 138. De Heffingsambtenaar heeft een nader stuk aangeduid als verweerschrift ingediend.
Een onderzoek ter zitting van de zaak heeft niet plaatsgehad. De griffier heeft partijen bij bericht van 25 juli 2024 meegedeeld dat het Hof voornemens is een zitting achterwege te laten, tenzij partijen uiterlijk binnen twee weken na de dagtekening van het bericht het Hof laten weten dat zij ter zitting willen worden gehoord. Partijen hebben niet verzocht om een mondelinge behandeling. Het Hof heeft bij brief van 27 januari 2025 het onderzoek gesloten.
Feiten
Belanghebbende is eigenaar van de woning. De woning is een parterre-portiekwoning uit 1936 met een gebruiksoppervlakte van 76 m².
Belanghebbende heeft op 8 juli 2022 ter aanvulling op het bezwaarschrift een woningwaarderapport ingediend. Dit betreft een taxatierapport opgesteld door [naam taxateur] op basis van een bureautaxatie waarbij geen inpandige opname is verricht. Belanghebbende heeft daarbij verzocht om vergoeding van de kosten voor het taxatierapport ten bedrage van € 128,26 ((2 uur x € 53) te vermeerderen met € 22,26 aan omzetbelasting).
Oordeel van de Rechtbank
3. De Rechtbank heeft geoordeeld:
“Verzoek tot uitstel van de zitting
1. De gemachtigde van belanghebbende heeft de ochtend van de zitting schriftelijk aan de rechtbank bericht dat hij vanwege ziekte niet aanwezig is bij de zitting, daarbij heeft hij tevens een verzoek tot uitstel ingediend. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, nu het op de weg van gemachtigde had gelegen zorg te dragen voor vervanging. Dat gemachtigde geen vervanging kon regelen, komt, gelet op de omvang van diens organisatie, voor zijn rekening en risico.
Beoordeling van het geschil
2. Uit de stukken van het geding blijkt dat partijen voorafgaand aan de behandeling ter zitting overeenstemming bereikt over het feit dat de waarde in het economisch verkeer van de woning op de waardepeildatum dient te worden vastgesteld op € 219.000. De rechtbank sluit zich hierbij aan.
3. Gelet hierop verklaart de rechtbank het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak op bezwaar. De rechtbank vermindert de waarde van de woning tot een bedrag van € 219.000 en vermindert de daarop gebaseerde aanslag onroerende-zaakbelastingen tot een naar een waarde van € 219.000. Tussen partijen is enkel de hoogte van de te vergoeden (proces)kosten in geschil. Meer specifiek is in geschil of belanghebbende recht heeft op vergoeding voor het in bezwaar ingebrachte woningwaarderapport.
4. Belanghebbende stelt dat, gelet op de Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties, recht bestaat op een vergoeding van € 128,26 voor het in bezwaar ingebrachte woningwaarderapport. De heffingsambtenaar stelt primair dat er geen recht bestaat op de kostenvergoeding, omdat het rapport niet aan te merken is als deskundigenrapport. Ter zitting heeft de heffingsambtenaar aangegeven dat over dat standpunt in een andere zaak hoger beroep is ingesteld. Hij heeft (subsidiair) de rechtbank verzocht aan te sluiten bij de uitspraken van de meervoudige kamer van rechtbank Den Haag van 19 december 2023 waarin voor het woningwaarderapport een tijdsbesteding van 10 minuten redelijk wordt geacht.[1]
5. Nu niet aannemelijk is geworden dat de taxateur van belanghebbende meer dan een geringe hoeveelheid tijd aan het rapport heeft besteed, acht een tijdsbesteding van tien minuten redelijk en stelt de vergoeding voor de kosten van het woningwaarderapport daarom vast op (afgerond) € 10,69 (1/6 uur x € 53 te vermeerderen met 21 % btw).[2]
6. Gelet op wat hiervoor is overwogen, veroordeelt de rechtbank de heffingsambtenaar in de door belanghebbende gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt het gewicht in deze zaak vast op 0,25 (licht), gelet op de eenvoud van de zaak, de (zeer geringe) werkbelasting van de gemachtigde en het geringe belang van de zaak. De rechtbank stelt alsdan de te vergoeden kosten op grond van het Besluit proceskostenvergoeding bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 373,50 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter
hoorzitting met een waarde per punt van € 310 (tarief 2024), 1 punt voor het indienen van
een beroepschrift met een waarde per punt van € 875 (tarief 2024) met een wegingsfactor
van 0,25).
[1] Rechtbank Den Haag 19 december 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:21602.
[2] Idem.”