Home

Gerechtshof Den Haag, 20-02-2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:381, BK-24/355

Gerechtshof Den Haag, 20-02-2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:381, BK-24/355

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
20 februari 2025
Datum publicatie
3 april 2025
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2025:381
Formele relaties
Zaaknummer
BK-24/355
Relevante informatie
Art. 225 Gemw, Art. 234 Gemw

Inhoudsindicatie

Art. 225 en 234 Gemeentewet; Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen. Naheffingsaanslag parkeerbelasting. Het Hof verklaart de Parkeerbelastingverordening partieel onverbindend, namelijk uitsluitend ten aanzien van het deel van het in de verordening vastgestelde bedrag van de kosten van de naheffing dat het daarvoor wettelijk vastgestelde maximumbedrag te boven gaat (€ 0,10). Nu de Heffingsambtenaar bij de uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag reeds met € 0,10 heeft verminderd, leidt dit niet tot gegrondverklaring van het hoger beroep.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-24/355

in het geding tussen:

(gemachtigde: I.N.D.J. Rissema)

en

(vertegenwoordiger: […] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 28 maart 2024, nummer SGR 23/548.

Procesverloop

1.1.

De Heffingsambtenaar heeft een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen van de gemeente Leiden opgelegd ter zake van het parkeren door belanghebbende op 8 september 2022 van een voertuig met het kenteken [kenteken] (het voertuig) aan de [straat] te [woonplaats] , ten bedrage van € 66,70, bestaande uit € 0,10 parkeerbelasting en € 66,60 aan kosten van de naheffing (de naheffingsaanslag).

1.2.

Belanghebbende heeft tegen de naheffingsaanslag bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Heffingsambtenaar de naheffingsaanslag met € 0,10 verminderd tot € 66,60.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. Er is een griffierecht geheven van € 50. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 138. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Een onderzoek ter zitting van de zaak heeft niet plaatsgehad. De griffier heeft partijen bij bericht van 17 juli 2024 meegedeeld dat het Hof voornemens is een zitting achterwege te laten, tenzij partijen uiterlijk binnen twee weken na de dagtekening van het bericht het Hof laten weten dat zij ter zitting willen worden gehoord. Partijen hebben niet verzocht om een mondelinge behandeling. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Feiten

2.1.

Op 8 september 2022 om 19.04 uur heeft een parkeercontroleur geconstateerd dat het voertuig stond geparkeerd op de locatie [straat] te [woonplaats] zonder dat de ter plaatse verschuldigde parkeerbelasting was voldaan. Genoemde locatie is door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden aangewezen als parkeerplaats waar op die datum en dat tijdstip slechts mag worden geparkeerd tegen betaling van parkeerbelasting. Vervolgens is de naheffingsaanslag aan belanghebbende opgelegd.

2.2.

De naheffingsaanslag bedraagt € 66,70, bestaande uit € 0,10 parkeerbelasting en € 66,60 aan kosten van de naheffing.

2.3.

Belanghebbende heeft zelf tegen de naheffingsaanslag bezwaar gemaakt en in zijn bezwaarschrift aangevoerd dat op de bewuste datum en tijdstip bezoekersparkeren was geactiveerd, maar dat, nadat de naheffingsaanslag werd aangetroffen, bij nader onderzoek in de daarvoor beschikbare app bleek dat de actieve parkeersessie was verdwenen.

2.4.

De Heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag verminderd met € 0,10 tot € 66,60. De uitspraak op bezwaar luidt:

“Parkeerboete wordt verminderd met € 0,10

Er is geconstateerd dat er teveel kosten zijn gerekend bij het opleggen van de parkeerboete. De kosten van de parkeerboete (uitgezonderd het verschuldigde parkeertarief) bedroegen € 66,60 terwijl landelijk is bepaald dat het toegestane bedrag aan kosten maximaal € 66,50 mag bedragen. Dit is een verschil van € 0,10. Dit betekent dat ik een vermindering zal toekennen en de kosten van de parkeerboete zal verminderen van € 66,60 naar € 66,50. (…)”

2.5.

De gemachtigde van belanghebbende heeft beroep aangetekend tegen de uitspraak op bezwaar.

Oordeel van de Rechtbank

Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

“Artikel 2 Belastbaar feit

Artikel 8 Kosten

Proceskosten

Beslissing