Gerechtshof Den Haag, 06-03-2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:413, BK-24/185
Gerechtshof Den Haag, 06-03-2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:413, BK-24/185
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 6 maart 2025
- Datum publicatie
- 7 april 2025
- Zaaknummer
- BK-24/185
- Relevante informatie
- Art. 8:24 Awb, Art. 3:72 BW
Inhoudsindicatie
Art. 8:24 Awb. Procesvertegenwoordiging. Geen recente volmacht overgelegd ondanks herhaaldelijk verzoek daartoe. Hoger beroep niet-ontvankelijk.
Uitspraak
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-24/185
in het geding tussen:
[Y] , beweerdelijk namens [X] te [Z] (belanghebbende),
(vertegenwoordiger: A. Bakker)
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, de Heffingsambtenaar,
(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van [Y] tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 11 januari 2024, nummer SGR 22/7117.
Procesverloop
De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde op 1 januari 2021 van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] te [woonplaats] (de woning), voor het kalenderjaar 2022 vastgesteld op € 869.000 (de beschikking). Met de beschikking is in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan belanghebbende voor het jaar 2022 opgelegde aanslag in de onroerende-zaakbelastingen (de aanslag).
De Heffingsambtenaar heeft het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en de beschikking en de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. In verband daarmee is een griffierecht van € 50 geheven. De beslissing van de Rechtbank luidt, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Heffingsambtenaar als verweerder:
“De rechtbank:
− verklaart het beroep gegrond;
− vernietigt de uitspraak op bezwaar;
− wijzigt de beschikking aldus dat de vastgestelde waarde wordt verminderd tot € 800.000;
− vermindert de aanslag tot een berekend naar een waarde van € 800.000;
− bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
− veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 438;
− draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50 aan eiser te vergoeden;
− draagt verweerder op om de toegekende proceskosten en het griffierecht (ingevolge artikel 30a, vierde en vijfde lid, Wet WOZ) te betalen op een bankrekening die op naam staat van eiser.”
[Y] heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 138. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 30 januari 2025. [Y] en de Heffingsambtenaar zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Feiten
[belanghebbende] is eigenaar van de woning.
[Y] heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld en bij het hogerberoepschrift een machtiging gevoegd. Die machtiging vermeldt onder meer:
“De ondergetekende:
Naam: [belanghebbende]
Adres: [adres]
Postcode: [postcode] [woonplaats]
hierna te noemen: "volmachtgever"