Gerechtshof Den Haag, 05-03-2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:525, BK-24/733
Gerechtshof Den Haag, 05-03-2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:525, BK-24/733
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 5 maart 2025
- Datum publicatie
- 28 april 2025
- Zaaknummer
- BK-24/733
- Relevante informatie
- Art. 12a Wet LB
Inhoudsindicatie
Artikel 12a Wet LB 1964; gebruikelijk loon. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij geen werkzaamheden heeft verricht en evenmin dat het gebruikelijk loon op een lager bedrag dan het in aanmerking genomen – reeds verminderde – bedrag van € 20.000 moet worden vastgesteld.
Uitspraak
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-24/733
in het geding tussen:
en
(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van de Inspecteur tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 1 augustus 2024, nummer SGR 23/6181.
Procesverloop
De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2019 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 45.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 27 (de aanslag). Bij gelijktijdig gegeven beschikking is € 1.362 belastingrente in rekening gebracht (de rentebeschikking).
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaar tegen de aanslag en de rentebeschikking afgewezen.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake van het beroep is een griffierecht geheven van € 50. De Rechtbank heeft geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres en de Inspecteur als verweerder:
“De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2019 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 27, vermindert de rentebeschikking dienovereenkomstig en bepaalt dat deze uitspraak in de plaatst treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 20;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50 aan eiseres te vergoeden.”
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 22 januari 2025. De Inspecteur is verschenen. Van de zijde van belanghebbende is niemand verschenen en is geen bericht van verhindering binnengekomen. Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 15 november 2024 aan belanghebbende op het adres [postadres] , onder vermelding van plaats, datum en tijdstip uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Blijkens op de website van PostNL ingewonnen informatie lag de vorenbedoelde brief vanaf 20 november 2024 klaar op een PostNL-punt om te worden afgehaald. De brief is op 9 december 2024 door het Hof retour ontvangen. Na controle van het adres van belanghebbende in de Basis Registratie Personen is de uitnodiging per gewone post op 9 december 2024 opnieuw aan belanghebbende verzonden. Die brief is niet onbestelbaar retour gekomen. Het Hof gaat er daarom vanuit dat belanghebbende op correcte wijze is uitgenodigd om ter zitting te verschijnen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. De Inspecteur heeft een pleitnota overgelegd.
Feiten
Belanghebbende is sinds 6 juli 2018 bestuurder en enig aandeelhouder van [A B.V.] .
Belanghebbende is bij brief van 28 februari 2020 uitgenodigd tot het doen van aangifte IB/PVV 2019.
Belanghebbende heeft op 29 juli 2021 de aangifte IB/PVV 2019 ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van negatief € 5.036, bestaande uit inkomsten uit eigen woning van € 832 en € 5.868 aftrekbare rente.
Bij brief van 8 december 2022 heeft de Inspecteur de boekhouder van belanghebbende (de boekhouder), verzocht om vóór 29 december 2022 de in de brief verzochte informatie te verstrekken. Bij brief van 12 januari 2023 heeft de Inspecteur dit verzoek herhaald en de termijn voor het overleggen van de verzochte informatie verlengd tot 26 januari 2023.
In een e-mailbericht van 19 januari 2023 heeft de boekhouder op voormelde brieven gereageerd. Bij e-mailbericht van 2 februari 2023 heeft de Inspecteur het verzoek om informatie herhaald en de termijn voor het overleggen van de verzochte informatie verlengd tot 16 februari 2023.
De Inspecteur heeft bij brief van 23 februari 2023 zijn voornemen tot afwijking van de aangifte IB/PVV 2019 aan belanghebbende kenbaar gemaakt, door een gebruikelijk loon van € 45.000 in aanmerking te nemen en een correctie in het saldo eigen woning van € 5.036. Voorts wordt ten aanzien van de grondslag sparen en beleggen een bedrag van € 39.546 in aanmerking genomen.
De Inspecteur heeft bij brief van 22 maart 2023 aangekondigd dat hij het voornemen tot afwijking van de ingediende aangifte IB/PVV 2019 handhaaft.
Met dagtekening van 8 april 2023 heeft de Inspecteur de definitieve aanslag IB/PVV 2019 opgelegd. Het belastbaar inkomen uit werk en woning is vastgesteld op € 45.000 en het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen is vastgesteld op € 27. Tevens is belastingrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft bij brief van 2 mei 2023 bezwaar gemaakt tegen de aanslag.
Bij brief van 16 mei 2023 heeft de Inspecteur belanghebbende verzocht om de in de brief vermelde informatie te verstrekken vóór 31 mei 2023. Bij brief van 1 juni 2023 heeft de Inspecteur dit verzoek herhaald en de termijn voor het overleggen van de verzochte informatie verlengd tot 9 juni 2023.
Op 22 augustus 2023 heeft de Inspecteur uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar afgewezen.
Belanghebbende heeft op 13 september 2023 via het digitale portaal van de Rechtbank beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. De Inspecteur heeft vervolgens een verweerschrift ingediend. Het verweerschrift vermeldt, voor zover in hoger beroep van belang, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres:
“Gebruikelijk loon dient te worden gesteld op € 20.000
(…)
Alles overziend ben ik toch de mening toegedaan dat de correctie van € 45.000 inzake het gebruikelijk loon van eiseres – gezien de magere resultaten van haar BV – aan de hoge kant is. Gezien de door de BV gerealiseerde omzet in 2019 en de werkzaamheden van eiseres als bestuurder, verzoek ik uw Rechtbank om het gebruikelijk loon van eiseres te verlagen en vast te stellen op € 20.000.”
[A B.V.] heeft over het tijdvak 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019 aangiften omzetbelasting ingediend waarin een bedrag van € 43.199 aan ‘omzet prestaties uit buitenland’ is verantwoord. Verder is in die aangiften een bedrag van € 15.772 aan voorbelasting in aftrek gebracht, resulterende in een terug te ontvangen bedrag aan omzetbelasting.
[A B.V.] heeft voor het jaar 2019 geen aangifte vennootschapsbelasting gedaan. Volgens de aangiften vennootschapsbelasting voor de jaren 2018 en 2020 bedroeg het resultaat uit de gewone bedrijfsvoering respectievelijk negatief € 64.133 en negatief
€ 13.502.