Home

Gerechtshof Den Haag, 10-04-2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:629, BK-24/102

Gerechtshof Den Haag, 10-04-2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:629, BK-24/102

cassatie ingesteld (rolnr HR: 25/01948)

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
10 april 2025
Datum publicatie
8 mei 2025
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2025:629
Zaaknummer
BK-24/102
Relevante informatie
Art. 30 Wet WOZ, Art. 236 Gemw, Art. 3:61 BW, Art. 8:24 Awb, Art. 26a AWR

Inhoudsindicatie

Art. 8:24, lid 2 Awb, art 3:61, lid 2, BW, art. 3:61, lid 2, BW, artikel 26a, lid 1, onderdeel a en c AWR, art. 30, lid 1, Wet WOZ art. 236, lid 1, Gemeentewet. In hoger beroep ontbreekt een recente machtiging. Gerede twijfel aan vertegenwoordigingsbevoegdheid. De beweerdelijke gemachtigde weigert ondanks herhaaldelijke verzoeken van het Hof een nieuwe machtiging bij belanghebbende op te vragen. Hoger beroep niet-ontvankelijk.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-24/102

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

(vertegenwoordiger: G. Gieben),

en

(vertegenwoordiger: […] )

op het hoger beroep van [Y] dan wel belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 21 december 2023, nummer SGR 22/6490.

Procesverloop

1.1.

De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde op 1 januari 2021 van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] te [woonplaats] (de woning), voor het kalenderjaar 2022 vastgesteld op € 950.000 (de beschikking). Met de beschikking is in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan belanghebbende voor het jaar 2022 opgelegde aanslag in de onroerende-zaakbelastingen (de OZB-aanslag) alsmede een aanslag in de rioolheffing.

1.2.

De Heffingsambtenaar heeft het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en de beschikking, de OZB-aanslag en de aanslag in de rioolheffing gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. In verband daarmee is een griffierecht van € 50 geheven. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

[Y] dan wel belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake hiervan is een griffierecht geheven van € 138. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Bij brieven van 31 januari 2025 en 13 februari 2025 is [Y] verzocht om een machtiging die niet ouder is dan zes maanden teruggerekend vanaf de datum van indiening van het hogerberoepschrift en een kopie van een geldig identiteitsbewijs van de persoon die de machtiging heeft ondertekend uiterlijk op de zitting te verstrekken. [Y] heeft bij brief van 11 februari 2025 verklaard niet tegemoet te zullen komen aan het verzoek om de opgevraagde stukken te verstrekken.

1.5.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van 27 februari 2025. [Y] heeft op 27 februari 2025 een bericht in Mijn Rechtspraak geplaatst dat niemand zal verschijnen. Namens belanghebbende is niemand ter zitting verschenen. De Heffingsambtenaar is verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

1.6.

Van [Y] is op 8 april 2025 een stuk binnengekomen dat verwijst naar het zaaknummer van de onderhavige procedure. Als bijlage bij het stuk is een niet ondertekende machtiging opgenomen van belanghebbende. De machtiging is gedagtekend op 4 april 2025 en verleent [A] en iedere andere medewerker van [naam] (onderdeel van [Y] ) en eventueel door hen ingeschakelde derden de bevoegdheid om namens de volmachtgever in rechte op te treden “in alle aangelegenheden omtrent de WOZ-beschikking”, waaronder een hogerberoepsprocedure, zonder te specificeren om welke WOZ-beschikking het gaat. Dit stuk is na de sluiting van het onderzoek bij het Hof ingekomen. Het stuk heeft het Hof geen aanleiding gegeven tot heropening van het onderzoek.

Feiten

2.1.

[Y] heeft bij het hogerberoepschrift een machtiging gevoegd. De machtiging, die op naam staat van belanghebbende, is gedagtekend 24 februari 2022 en is niet ondertekend door belanghebbende. Wel ondertekende versies van deze machtiging met dezelfde dagtekening zijn overgelegd in bezwaar en beroep. De machtiging vermeldt, voor zover van belang, het volgende:

“Volmacht

Ondergetekende:

Verleent hierbij volmacht aan:

Deze volmacht houdt in hoofdzaak in:

Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten

Beslissing