Gerechtshof Den Haag, 10-04-2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:633, BK-24/124
Gerechtshof Den Haag, 10-04-2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:633, BK-24/124
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 10 april 2025
- Datum publicatie
- 8 mei 2025
- Zaaknummer
- BK-24/124
- Relevante informatie
- Art. 30 Wet WOZ, Art. 236 Gemw, Art. 3:61 BW, Art. 3:72 BW, Art. 8:24 Awb, Art. 26a AWR
Inhoudsindicatie
Art. 8:24, lid 2 Awb, art 3:61, lid 2, BW, art. 3:61, lid 2, BW, artikel 26a, lid 1, onderdeel a en c AWR, art. 30, lid 1, Wet WOZ art. 236, lid 1, Gemeentewet. In hoger beroep ontbreekt een recente machtiging. Gerede twijfel aan vertegenwoordigingsbevoegdheid. De beweerdelijke gemachtigde weigert ondanks herhaaldelijke verzoeken van het Hof een nieuwe machtiging bij belanghebbende op te vragen. Hoger beroep niet-ontvankelijk
Uitspraak
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-24/124
in het geding tussen:
[X]
, te [Z] , belanghebbende,
(vertegenwoordiger: G. Gieben),
en
(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van [Y] dan wel belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 22 december 2023, nummer SGR 22/6797.
Procesverloop
De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde op 1 januari 2021 van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] te [woonplaats] (de woning) voor het kalenderjaar 2022 op waardepeildatum 1 januari 2021 vastgesteld op € 228.000 (de beschikking). Met de beschikking is in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan belanghebbende voor het jaar 2022 opgelegde aanslag in de onroerende-zaakbelastingen (de aanslag).
De Heffingsambtenaar heeft het tegen de beschikking en de aanslag gemaakte bezwaar bij uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 50. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
[Y] dan wel belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 138.
De Heffingsambtenaar heeft op 30 augustus 2024 een nader stuk, aangeduid als verweerschrift, ingediend. Bij brieven van 31 januari 2025 en 13 februari 2025 is [Y] verzocht om een machtiging die niet ouder is dan zes maanden teruggerekend vanaf de datum van indiening van het hogerberoepschrift en een kopie van een geldig identiteitsbewijs van de persoon die de machtiging heeft ondertekend uiterlijk op de zitting te verstrekken. [Y] heeft bij brief van 11 februari 2025 verklaard niet tegemoet te zullen komen aan het verzoek om de opgevraagde stukken te verstrekken.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van 27 februari 2025. [Y] heeft op 27 februari 2025 een bericht in Mijn Rechtspraak geplaatst dat niemand zal verschijnen. Namens belanghebbende is niemand ter zitting verschenen. De Heffingsambtenaar is verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Feiten
[Y] heeft bij het hogerberoepschrift een machtiging gevoegd. De machtiging, die op naam staat van belanghebbende, is gedagtekend 24 februari 2022, is ondertekend door belanghebbende en behoort tot de gedingstukken. Dezelfde machtiging is ook overgelegd in bezwaar en beroep. De machtiging vermeldt, voor zover van belang, het volgende: