Gerechtshof Den Haag, 10-04-2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:766, BK-24/208
Gerechtshof Den Haag, 10-04-2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:766, BK-24/208
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 10 april 2025
- Datum publicatie
- 19 mei 2025
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2024:1255, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- BK-24/208
- Relevante informatie
- Art. 14 WBRV
Inhoudsindicatie
Art. 14, lid 2, Wbr. Belanghebbende had ten tijde van verkrijging van de woning een andere woning aangekocht. Belanghebbende had de intentie om de woning meer dan zes maanden als hoofdverblijf te gebruiken, heeft daaraan feitelijk gevolg gegeven en er is geen sprake van misbruik of oneigenlijk gebruik. Verlaagd tarief overdrachtsbelasting is van toepassing.
Uitspraak
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-24/208
in het geding tussen:
(gemachtigde: M.G.H. van der Kroon)
en
(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 24 januari 2024, nummer SGR 23/2451.
Procesverloop
Belanghebbende heeft op aangifte overdrachtsbelasting voldaan.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur het bezwaar tegen de voldoening op aangifte afgewezen.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. Ter zake daarvan is een griffierecht van € 50 geheven. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake daarvan is een griffierecht van € 138 geheven. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Partijen hebben voor de zitting nadere stukken ingediend.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 19 maart 2025. De zaak is tegelijk behandeld met de zaak met nummer BK-24/209. Partijen zijn verschenen. Partijen hebben ter zitting een pleitnota overgelegd. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Feiten
Belanghebbende en zijn echtgenote hebben op 21 juni 2021 de woning aan de [adres 1] te [woonplaats 1] (woning I) gekocht voor een koopsom van € 838.500.
Belanghebbende en zijn echtgenote hebben op 1 oktober 2021 de woning aan de [adres 2] te [woonplaats 2] (woning II) gekocht voor een koopsom van € 828.000, omdat deze woning beter aansluit op de wensen en situatie van het gezin dan woning I. Woning II moest op dat moment nog wel worden verbouwd.
De Inspecteur heeft op 13 december 2021 op een verzoek om vooroverleg gereageerd. In de reactie staat:
“Verzoek
U vraagt de Belastingdienst aan te geven welk overdrachtsbelastingtarief van toepassing is bij de verkrijging van de woning aan de [adres 1] te [woonplaats 1] op 5 januari 2022. Ook vraagt u aan te geven welk overdrachtsbelastingtarief van toepassing is bij de verkoop van deze woning medio februari 2022.