Gerechtshof Den Haag, 13-05-2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:861, BK-24/657 en BK-24/658
Gerechtshof Den Haag, 13-05-2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:861, BK-24/657 en BK-24/658
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 13 mei 2025
- Datum publicatie
- 13 mei 2025
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2024:8822, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- BK-24/657 en BK-24/658
- Relevante informatie
- Art. 2.10 Wet IB 2001, Art. 6.7 Wet IB 2001, Art. 14 EVRM, Art. 1 EP EVRM, Art. 26 IVBPR
Inhoudsindicatie
Art. 6.7, lid 1, letter a, en art. 2.10, lid 2 en 3, Wet IB 2001. Arrest Boon/Van Loon en Wet VPS. Art. 26 IVBPR, art. 14 EVRM in samenhang met artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM en art. 1 Twaalfde Protocol bij het EVRM. Tariefmaatregel voor belastingplichtige onder regime van Boon/Van Loon-arrest. Schending verdragsrechtelijk gelijkheidsbeginsel. Rechtsherstel. Tariefmaatregel wordt jegens belanghebbende buiten toepassing gelaten.
Uitspraak
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-24/657 en BK-24/658
in het geding tussen:
en
(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 31 mei 2024, nummers SGR 23/4603 en SGR 23/4604.
Procesverloop
Aan belanghebbende is voor het jaar 2020 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 94.565 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 8.971 (de aanslag 2020). De volgens de aanslag 2020 verschuldigde IB/PVV vóór verrekening van voorheffingen en voorlopige aanslagen bedroeg € 31.817. De aanslag 2020 resulteerde in een te ontvangen of te verrekenen bedrag van € 1.129. Bij gelijktijdig gegeven beschikking is een bedrag van € 71 aan belastingrente vergoed (de beschikking belastingrente 2020).
Aan belanghebbende is voor het jaar 2021 een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 87.378 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 8.836 (de aanslag 2021). De volgens de aanslag 2021 verschuldigde IB/PVV vóór verrekening van voorheffingen en voorlopige aanslagen bedroeg € 28.791. De aanslag 2021 resulteerde in een te ontvangen of te verrekenen bedrag van € 1.008. Bij gelijktijdig gegeven beschikking is een bedrag van € 30 aan belastingrente vergoed (de beschikking belastingrente 2021).
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren van belanghebbende tegen de hiervoor onder 1.1.1 en 1.1.2 vermelde aanslagen en beschikkingen belastingrente afgewezen.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. Ter zake hiervan is een griffierecht geheven van € 50. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Ter zake hiervan is een griffierecht geheven van € 138. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft op 18 januari 2025 een nader stuk ingediend.
De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 18 februari 2025. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Feiten
Belanghebbende is op [datum] 1992 gescheiden. In het kader van de echtscheiding is een uitkering ter verrekening van pensioenrechten overeengekomen. Bij brief van 23 juli 2012 heeft [het Pensioenfonds] belanghebbende als volgt geïnformeerd:
“Op 16 juli 2012 hebt u ons gebeld. In dit gesprek vraagt u een opgave van de uitkering voor uw ex-partner (…). Dit in verband met uw echtscheiding op [datum] 1992. In deze brief
informeer ik u.
Eerdere opgave
Op 11 juli 2005 hebben wij u een opgave van de contante waarde bij scheiding toegestuurd. De vastgestelde voorwaardelijke uitkering bedroeg € 3 794,62 bruto per jaar. Dit bedrag hebben wij geïndexeerd.