Gerechtshof Den Haag, 08-05-2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:965, BK-24/766 en BK-24/767
Gerechtshof Den Haag, 08-05-2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:965, BK-24/766 en BK-24/767
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 8 mei 2025
- Datum publicatie
- 28 mei 2025
- Zaaknummer
- BK-24/766 en BK-24/767
- Relevante informatie
- Art. 25c AWR
Inhoudsindicatie
Belanghebbende neemt deel aan de massaalbezwaarprocedure rendement box 3 voor IB/PVV 2019. Belanghebbende maakt bezwaar tegen aanslagen IB/PVV 2017 en 2018 na de collectieve uitspraak op bezwaar. Inspecteur wekt met brief van 30 juni 2022 redelijkerwijs geen vertrouwen over afdoening van bezwaren tegen aanslagen die niet hebben meegedaan met de massaalbezwaarprocedure. Verzoeken ambtshalve vermindering IB/PVV 2017 en 2018 terecht afgewezen.
Uitspraak
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-24/766 en BK-24/767
in het geding tussen:
en
(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 18 juli 2024, nummers SGR 23/4931 en SGR 23/4932.
Procesverloop
Aan belanghebbende is voor het jaar 2017 op 6 november 2018 en voor het jaar 2018 op 19 september 2019 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van respectievelijk € 6.436 en € 5.943 (de aanslagen IB/PVV 2017 en 2018).
Belanghebbende heeft op 9 mei 2022 bij de Inspecteur een verzoek om ambtshalve vermindering van onder meer de aanslagen IB/PVV 2017 en 2018 ingediend en daarbij verzocht om vermindering van de vastgestelde inkomens uit sparen en beleggen in verband met het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1963, BNB 2022/27 (het kerstarrest).
De Inspecteur heeft het verzoek afgewezen bij voor bezwaar vatbare beschikkingen van 1 februari 2023 (de afwijzingsbeschikkingen). Het daartegen door belanghebbende gemaakte bezwaar heeft de Inspecteur, na door belanghebbende in gebreke te zijn gesteld, op 10 juli 2023 afgewezen.
Belanghebbende is tegen deze uitspraak op bezwaar in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake daarvan is een griffierecht geheven van € 50. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake is een griffierecht geheven van € 138. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 22 april 2025. Partijen zijn verschenen. Belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Feiten
Op 27 augustus 2021 is aan belanghebbende een aanslag IB/PVV 2019 opgelegd. Belanghebbende heeft tegen die aanslag tijdig bezwaar gemaakt op 6 september 2021 met een via het webportaal van de Belastingdienst ingediend elektronisch bericht en heeft daarbij gesteld dat de rendementsheffing in box 3 in strijd is met artikel 1 EP EVRM. De Inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 1 december 2021 meegedeeld dat het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de aanslag IB/PVV 2019 deel uitmaakt van de massaalbezwaarprocedure box 3 en de volgende informatie verstrekt:
“Wat houdt de massaalbezwaarprocedure in?
In overleg met een representatieve vertegenwoordiging van betrokken fiscaal intermediairs (zoals de Bond voor Belastingbetalers) selecteren we een klein aantal bezwaarschriften. Die leggen we centraal voor aan de rechter, tot en met de Hoge Raad.
Alle bezwaren die meedoen met de massaalbezwaarprocedure houden we aan tot de Hoge Raad een uitspraak doet.
Stelt de Hoge Raad de Belastingdienst niet in het gelijk? Dan herzien we uw aanslag op basis van het oordeel van de Hoge Raad.
Stelt de Hoge Raad de Belastingdienst wel in het gelijk? Dan wordt de uitspraak op het bezwaar centraal gepubliceerd in de Staatscourant. U krijgt dan geen aparte uitspraak van ons.”
De staatssecretaris van Financiën heeft op 4 februari 2022 een collectieve uitspraak gedaan op alle als massaal bezwaar aangewezen bezwaarschriften inzake de box-3 heffing voor de jaren 2017 tot en met 2020 en die bezwaren gegrond verklaard (Stcrt. 4 februari 2022, nr. 4198). De collectieve uitspraak luidt: