Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 13-05-2008, BD5871, BK-06/00294

Gerechtshof 's-Gravenhage, 13-05-2008, BD5871, BK-06/00294

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
13 mei 2008
Datum publicatie
1 juli 2008
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2008:BD5871
Zaaknummer
BK-06/00294

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft geen belang bij de behandeling van zijn grieven in hoger beroep. De aanslagen verontreinigingsheffing zijn al verminderd naar het aantal van drie vervuilingseenheden. Het standpunt van belanghebbende in hoger beroep leidt tot een berekening van de aanslagen naar datzelfde aantal.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector belasting

Nummer BK-06/00294

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. 13 mei 2008

gewezen op het hoger beroep van X te Z tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 16 oktober 2006, nummers AWB 05/5587, AWB 05/5610 en AWB 05/5615, betreffende na te noemen aanslagen.

Aanslagen, bezwaar en geding voor de rechtbank

1.1. Aan belanghebbende zijn door de Inspecteur, de heffingsambtenaar van het hoogheemraadschap P, voor de jaren 2001 tot en met 2003 ter zake van de afvoer van stoffen uit de onroerende zaak a-straat 1 te Z (hierna: de onroerende zaak) aanslagen in de verontreinigingsheffing opgelegd, berekend naar een heffingsgrondslag van respectievelijk 8.7, 3.0 en 5.7 vervuilingseenheden. De heffing bedraagt voor 2001 € 422,12, 2002 € 160,20 en 2003 € 322,84.

1.2. Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de bezwaren van belanghebbende voor deze jaren afgewezen.

1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft de beroepen betreffende de aanslagen 2001 en 2003 gegrond verklaard, de desbetreffende uitspraken op bezwaar vernietigd, de aanslagen 2001 en 2003 verminderd tot aanslagen berekend naar drie vervuilingseenheden en het beroep betreffende de aanslag 2002 ongegrond verklaard en het hoogheemraadschap gelast aan belanghebbende het griffierecht van € 37 te vergoeden.

Geding in hoger beroep

2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 105. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter zitting van 4 maart 2008. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het ter zitting verhandelde is door de griffier een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting ver¬handelde kan in hoger beroep worden uitgegaan van de feiten zoals die in de uitspraak van de rechtbank zijn weergegeven.

Omschrijving geschil en standpunten van partijen

4.1. In hoger beroep is uitsluitend nog in geschil of de onroerende zaak een bedrijfsruimte is, welke vraag door belanghebbende ontkennend en de Inspecteur bevestigend wordt beantwoord.

4.2. Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen, verwijst het Hof naar de gedingstukken.

Conclusies van partijen

5.1. Belanghebbende heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank voor zover deze heeft geoordeeld dat de onroerende zaak waarvoor belanghebbende is aangeslagen aangemerkt wordt als een bedrijfsruimte.

5.2. De Inspecteur heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.

Overwegingen omtrent het geschil

6.1. De rechtbank heeft de aanslagen voor de jaren 2001 en 2003 verminderd tot aanslagen berekend naar een heffingsgrondslag van telkens drie vervuilingseenheden. De aanslag voor het jaar 2002 is naar dat aantal vervuilingseenheden opgelegd.

De Inspecteur heeft geen incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. Dit betekent dat voor de in geding zijnde jaren dit aantal vervuilingseenheden de heffingsgrondslag vormt.

6.2. Het standpunt van belanghebbende leidt er toe dat de aanslagen voor de jaren 2001 tot en met 2003 worden berekend naar het aantal van drie vervuilingseenheden. Alsdan heeft hij bij de behandeling van zijn grieven in het onderhavige hoger beroep geen belang, aangezien de aanslagen ook in het standpunt van belanghebbende niet op een lager bedrag worden vastgesteld dan de rechtbank reeds heeft gedaan (jaren 2001 en 2003) of de rechtbank door bevestiging van de uitspraak op bezwaar heeft gehandhaafd (jaar 2002).

6.3. Uit het vorenoverwogene volgt dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is.

Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

Het Gerechtshof verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. J.W. Savelbergh, P.J.J. Vonk en J.J.J. Engel, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Y. Postema-van der Koogh. De beslissing is op 13 mei 2008 in het openbaar uitgesproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is

gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.