Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 19-03-2010, BM1151, BK-09/00250

Gerechtshof 's-Gravenhage, 19-03-2010, BM1151, BK-09/00250

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
19 maart 2010
Datum publicatie
14 april 2010
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2010:BM1151
Formele relaties
Zaaknummer
BK-09/00250

Inhoudsindicatie

Loonbelasting. Boete. Alleen al de aanzegging van de aanstonds op te leggen boete heeft bij belanghebbende diens gedragsnorm met betrekking tot het gebruik van de auto voor privé-kilometers duchtig ingescherpt. Niettemin is de vergrijpboete als zodanig terecht opgelegd. Het Hof heeft de boete verlaagd van € 2.635 naar € 400.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE

Sector belasting

nummer BK-09/00250

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer van 19 maart 2010

op het hoger beroep van [belanghebbende] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 12 maart 2009, nummer AWB 08/1852 LB/PVV, betreffende na te noemen boetebeschikking.

Boetebeschikking, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1. Aan belanghebbende is over het tijdvak van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006 een naheffingsaanslag in de loonbelasting en de premie volksverzekeringen opgelegd. Tegelijk met de naheffingsaanslag is bij beschikking een boete opgelegd van € 2.635.

1.2. Na door belanghebbende tegen de boete gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur, de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst Oost (Coördinatiepunt privé-gebruik auto), bij uitspraak op bezwaar de beschikking gehandhaafd.

1.3. Tegen de uitspraak op bezwaar heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 39.

1.4. Bij de in de aanhef vermelde uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 110.

2.2. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

2.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 5 februari 2010, gehouden te 's-Gravenhage. Daar zijn beide partijen verschenen.

Vaststaande feiten

In hoger beroep is op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:

3.1. Aan belanghebbende, registeraccountant, is gedurende het jaar 2006 door zijn werkgever een personenauto ter beschikking gesteld (hierna: de auto). De Inspecteur heeft belanghebbende een "Verklaring geen privé-gebruik auto" (hierna: de Verklaring) verstrekt. Op basis van de Verklaring heeft de werkgever bij het loon van belanghebbende geen bedrag wegens het privé-gebruik van de auto in aanmerking genomen.

3.2. Belanghebbende heeft de Inspecteur eigener beweging door middel van het doen van een aanvullende aangifte over 2005 gemeld dat het gebruik van de auto voor privédoeleinden in dat jaar meer heeft bedragen dan de limiet van 500 kilometer, en de Inspecteur aan het begin van het jaar 2007 om dezelfde reden verzocht de reeds afgegeven verklaring voor 2007 in te trekken.

3.3. De echtgenote van belanghebbende was gedurende 2005 en 2006 zeer ernstig ziek en is in 2006 overleden.

Omschrijving geschil in hoger beroep, standpunten en conclusies van partijen

4.1. In geschil is of de boete terecht is opgelegd, welke vraag belanghebbende ontkennend en de Inspecteur bevestigend beantwoordt.

4.2. Belanghebbende is van mening dat voor een boete van € 2.635 geen plaats is, gelet in het bijzonder op de persoonlijke omstandigheden waarin hij in de periode 2005-2006 heeft verkeerd, doordat zijn echtgenote zeer ernstig ziek was en uiteindelijk is komen te overlijden. Gedurende die periode stond belanghebbende geheel alleen voor de extra zorg voor zijn echtgenote en zijn twaalfjarige dochter, waarnaast hij als zelfstandig ondernemer ook nog het accountantskantoor draaiende moest houden. In die tijd is, aldus belanghebbende, ongelukkigerwijs een aantal zaken verkeerd gelopen, waaronder de overschrijding van de limiet van 500 kilometer in het gebruik van de auto van de zaak. Daarvan manifesteren zich de gevolgen nu bovendien onevenredig zwaar, gegeven ook het betrouwbaarheidstoezicht van de Autoriteit Financiële Markten waaraan accountants zijn onderworpen. In het kader van dat toezicht moeten ook incidenten als het opleggen van een fiscale boete worden gemeld en besproken. Met het doen van de aanvullende aangifte voor het jaar 2005 en het verzoek tot intrekking van de "Verklaring geen privé-gebruik auto" voor het jaar 2007 heeft belanghebbende tegenover de Inspecteur de fout willen herstellen en heeft hij over het gebeurde zijn spijt betuigd.

4.3. De Inspecteur is van opvatting dat belanghebbende als registeraccountant beter had moeten weten dan de gemiddelde burger en handhaaft zijn standpunt tot bestendiging van de boete op € 2.635.

4.4. Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen, verwijst het Hof verder naar de gedingstukken.

4.5. Het hoger beroep van belanghebbende strekt tot vernietiging van de boete.

4.6. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

Beoordeling van het hoger beroep

5.1. Uit de ter zitting door belanghebbende afgelegde en door de Inspecteur niet weersproken verklaringen, de gegeven toelichtingen en het getoonde berouw is naar 's Hofs oordeel redelijkerwijs af te leiden dat alleen al de aanzegging van de aanstonds op te leggen boete bij belanghebbende de gedragsnorm met betrekking tot het gebruik van de auto voor privé-kilometers duchtig heeft ingescherpt. Belanghebbende heeft fiscaal voordeel beoogd noch gerealiseerd. Daarbij komt dat, toen een medewerker van de Inspecteur begrip voor belanghebbendes bijzondere situatie had getoond en had toegezegd zich te zullen inspannen om de boete betreffende het jaar 2006 te laten vervallen, belanghebbende eigener beweging een aanvullende aangifte over 2005 heeft gedaan, omdat hem was gebleken dat ook over dat jaar de limiet van 500 kilometer was overschreden. Vanuit dezelfde wetenschap heeft belanghebbende de Inspecteur in maart 2007 verzocht de reeds afgegeven verklaring voor 2007 in te trekken. Met betrekking tot het jaar 2006 heeft hij niet tijdig de stappen gezet om tot de wettelijk vereiste afdracht te komen.

5.2. Het Hof hecht geloof aan de door belanghebbende afgelegde verklaring dat hij de feitelijke gang van zaken in hoge mate betreurt. Dat neemt niet weg dat de boete als zodanig terecht is opgelegd. De vorenstaande feiten en omstandigheden afwegende en in hun onderlinge verband bezien, komt het Hof evenwel, gelet ook op de ernst van de gedraging in het licht van de persoonlijke situatie van de belanghebbende en het feit dat het de eerste keer is dat hij een dergelijke gedraging heeft begaan, tot het oordeel dat niet een boete van € 2.635 passend en geboden is, doch een van de omvang van € 400.

5.3. De slotsom is dat het hoger beroep gegrond is.

Proceskosten en griffierechten

6.1. Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten. Het Hof stelt deze kosten, op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, vast op € 644 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep en in hoger beroep {[(2 + 2) punten à € 322)] x 0,5}. Voor een hogere vergoeding acht het Hof geen termen aanwezig.

6.2. Voorts dienen de voor de behandeling van de zaak in beroep en in hoger beroep gestorte griffierechten van € 39 respectievelijk € 110, in totaal € 149, aan belanghebbende te worden vergoed.

Beslissing

Het Gerechtshof:

- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- wijzigt de beschikking inzake de boete aldus dat deze wordt vastgesteld op € 400;

- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 644; en

- gelast de Inspecteur de voor deze zaak in eerste aanleg en in hoger beroep geheven griffierechten van in totaal € 149 aan belanghebbende te vergoeden.

De uitspraak is vastgesteld door mrs. U.E. Tromp, J.T. Sanders en W.M.G. Visser, in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.W. Otto. De beslissing is op 19 maart 2010 in het openbaar uitgesproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20.303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.