Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-04-1999, AE9567, R9900195

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-04-1999, AE9567, R9900195

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
23 april 1999
Datum publicatie
9 augustus 2006
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:1999:AE9567
Zaaknummer
R9900195

Inhoudsindicatie

Door voormalige partner in de problemen geraakt en daardoor persoonlijk zwaar getroffen.

Uitspraak

Gerechtshof te 's-Hertogenbosch

Rekestenkamer

Beschikking van 23 april 1999

op het hoger beroep - ingeleid bij op 30 maart 1999 ter griffie ingekomen verzoekschrift - in de zaak van X.

wonende te P.,

appellante,

procureur mr L.A.M. van Vlerken,

tegen de beschikking van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 23 maart 1999, waarbij werd afgewezen het verzoek van thans appellante als oorspronkelijk aanvraagster de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit te spreken.

1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de inhoud van voormelde beschikking van de rechtbank, die bij appellante bekend is.

2. Het geding in hoger beroep

2.1. Bij beroepschrift, ter griffie ingekomen op 30 maart 1999, heeft appellante het hof verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en alsnog haar verzoek toe te wijzen de schuldsaneringsregeling toe te passen.

2.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 april 1999.

Bij die gelegenheid zijn appellante en haar advocaat gehoord.

2.3. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige door appellante overgelegde bescheiden.

3. De gronden van het hoger beroep.

Het hoger beroep van appellante strekt ertoe de bestreden beschikking te vernietigen en alsnog de schuldsaneringsregeling voor haar toepasselijk te verklaren.

4. De beoordeling.

4.1. Vaststaat, dat de vrouw, destijds handelend onder de naam Y. te P., bij vonnis van voornoemde rechtbank van 14 augustus 1996 in staat van faillissement is verklaard en dat dit faillissement op 12 februari 1997 is opgeheven wegens gebrek aan baten.

4.2. In zijn brief d.d. 19 september 1996 heeft mr H.A.M.J. Loeffen, de in voormeld faillissement aangestelde curator, de persoonlijke en de bedrijfsmatige activiteiten van de vrouw en de heer Z., haar gewezen partner, in voornoemde onderneming en het ontstaan van de schuldenlast, tengevolge waarvan de vrouw failliet is verklaard, uiteengezet. Uit die brief blijkt dat de vrouw slechts in beperkte mate werkzaamheden in de onderneming Y. verrichte en dat de feitelijke bedrijfsvoering in handen was van de heer Z. Deze laatste had volledige volmacht.

Hij is ook de persoon geweest die de vrouw heeft aangespoord tot het oprichten van deze eenmanszaak toen bleek dat de door hem gedreven onderneming ABC Nederland B.V., waarvan hij directeur-aandeelhouder was en waarin feitelijk dezelfde activiteiten werden uitgeoefend, geen lang leven meer was beschoren vanwege ernstige financiële problemen. ABC Nederland B.V. is op 21 juni 1995 in staat van faillissement verklaard.

Uit die brief blijkt voorts, dat de vrouw de haar aanvankelijk in eigendom toebehorende woning als gevolg van het faillissement van Y. heeft moeten verkopen en dat opbrengst na verkoop ontoereikend was om de totale schuldenlast in te lossen.

4.3. Voor de vrouw heeft het een en ander ertoe geleid, dat zij ter voorziening in de kosten van het levensonderhoud van haarzelf en haar drie minderjarige kinderen is aangewezen op een uitkering (bijstand) van de gemeentelijke sociale dienst van haar woonplaats, waarop gekort wordt met 10 % ter aflossing op een nog openstaande schuld uit het faillissement.

4.4. Als gevolg van de verkoop van haar eigen woning heeft de vrouw een huurwoning moeten aanvaarden en volstrekt aannemelijk is geworden, dat de vrouw voor de herinrichting van de huurwoning genoodzaakt was bijzondere bijstand bij de gemeente P. aan te vragen, hetgeen met zich bracht dat de schuldenlast nog iets toenam.

4.5. Het hiervoor overwogene voert het hof tot de slotsom, dat zich aan de kant van de vrouw geen omstandigheden voordoen die zouden moeten leiden tot afwijzing van het verzoek van de vrouw.

Het enkele feit, dat geen of onvoldoende vooruitzicht bestaat dat de schuldeisers algehele of gedeeltelijke betaling op hun vordering zullen ontvangen, is ingevolge artikel 288, lid 3 Faillissementswet niet voldoende om het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling, zoals door de vrouw verzocht, te weigeren.

4.5.1. Dat de schuldenlast van de vrouw nog iets is toegenomen, betekent in het geheel niet dat sprake is van benadeling van schuldeisers of het ontbreken van de goede trouw aan de kant van de vrouw.

4.6. Het vorenstaande leidt tot de conclusie, dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen en dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling alsnog zal worden uitgesproken.

5. De beslissing.

Het hof:

vernietigt de beschikking, waarvan beroep;

spreekt de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van: X.

geboren op ...,

wonende te P.,

verwijst de zaak en met inachtneming van de wettelijke bepalingen (met name artikel 292, lid 8 Faillissementswet) naar de rechtbank te 's-Hertogenbosch.

Deze beschikking is gegeven door mrs van Teeffelen, Lo-Sin-Sjoe en Rutten, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof door mr Koens op 23 april 1999, in tegenwoordigheid van de griffier.