Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-11-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:4697, 13-01216 tot en met 13-01226

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-11-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:4697, 13-01216 tot en met 13-01226

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
13 november 2014
Datum publicatie
28 november 2014
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2014:4697
Formele relaties
Zaaknummer
13-01216 tot en met 13-01226
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 52a, Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 47

Inhoudsindicatie

Met dagtekening 31 augustus 2011 heeft de Inspecteur navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd voor de jaren 1998 tot en met 2005. Met dagtekening 10 september 2011 heeft de Inspecteur navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd voor de jaren 2006 tot en met 2008. In al deze navorderingsaanslagen (hierna: de navorderingsaanslagen) zijn inkomsten ter zake van een in het buitenland aangehouden bankrekening begrepen. In het kader van de behandeling van de bezwaren tegen de navorderingsaanslagen heeft de Inspecteur met dagtekening 1 maart 2013 in één geschrift vervatte informatiebeschikkingen gegeven. In hoger beroep is in geschil de rechtmatigheid van de informatiebeschikkingen. Meer in het bijzonder stelt belanghebbende dat de Inspecteur in de bezwaarfase niet meer gerechtigd is een informatiebeschikking te geven. Het Hof verwerpt, onder verwijzing naar de wetsgeschiedenis, de grief van belanghebbende. Naar ’s-Hofs oordeel moeten de artikelen 47 en 52a van de Wet aldus worden uitgelegd dat (i) de Inspecteur ook in de fase van bezwaar tegen een belastingaanslag zijn bevoegdheden ingevolge artikel 47 van de AWR mag uitoefenen, (ii) dat zulks ook het geval is indien hij die bevoegdheden reeds in de fase voorafgaand aan het opleggen van de belastingaanslag heeft aangewend zonder dat die bevoegdheidsuitoefening voorafgaand aan die aanslagoplegging door het geven van een informatiebeschikking is gevolgd en (iii) dat de Inspecteur in een zodanig geval, indien hij van opvatting is dat sprake is van gehele of gedeeltelijke niet-nakoming van de op de belastingplichtige rustende verplichtingen ingevolge artikel 47 van de AWR, die niet-nakoming kan vastleggen in een informatiebeschikking die de Inspecteur in de bezwaarfase aan de belastingplichtige geeft.

Het voorgaande lijdt uitzondering in gevallen waarin beginselen van behoorlijk bestuur zich ertegen verzetten dat de Inspecteur in de bezwaarfase nogmaals tot uitoefening van zijn bevoegdheden ingevolge artikel 47 van de AWR overgaat, dan wel zich ertegen verzetten dat de Inspecteur die uitoefening laat volgen door het geven van een informatiebeschikking. Anders dan belanghebbende betoogt, is de enkele omstandigheid dat de Inspecteur die bevoegdheden reeds in de fase voorafgaand aan het opleggen van de belastingaanslag heeft uitgeoefend niet voldoende voor het oordeel dat enig beginsel van behoorlijk bestuur zich daartegen verzet.

Evenmin kan worden aanvaard de door belanghebbende verdedigde opvatting dat het opleggen van de aanslag zonder voorafgaande informatiebeschikking bij belanghebbende het in rechte te honoreren vertrouwen heeft gewekt dat een informatiebeschikking achterwege kon blijven. Aangezien het de Inspecteur ook in de bezwaarfase is toegestaan, al dan niet nogmaals, zijn bevoegdheden ingevolge artikel 47 van de AWR uit te oefenen en in die fase een informatiebeschikking te geven, moet de belastingplichtige in beginsel op die mogelijkheden bedacht zijn. Slechts in geval van bijkomende omstandigheden kan in rechte te honoreren vertrouwen zich verzetten tegen de vorenbedoelde bevoegdheidsuitoefening door de Inspecteur in de bezwaarfase. Van zodanige omstandig¬heden is het Hof in het onderhavige geval niet gebleken.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 13/01216 tot en met 13/01226

Uitspraak op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Oost-Brabant,

hierna: de Inspecteur

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 29 oktober 2013, kenmerk AWB 13/2739 tot en met 13/2749, in het geding tussen

[belanghebbende],

wonende te [woonplaats],

hierna: belanghebbende,

en

de Inspecteur

betreffende de na te melden beschikkingen.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Met dagtekening 1 maart 2013 zijn aan belanghebbende in één geschrift vervatte informatiebeschikkingen zoals bedoeld in artikel 52a, lid 1, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR) gegeven. Deze beschikkingen zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 44.

De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de informatiebeschikkingen vernietigd, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.888 en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht aan hem vergoedt.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft de Inspecteur hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft de Inspecteur vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 28 mei 2014 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde [A], advocaat te [plaats 1], alsmede, namens de Inspecteur, [D] en [C].

1.6.

Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

1.7.

Aan het slot van het onderzoek ter zitting heeft het Hof het onderzoek gesloten.

1.8.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Het Hof stelt de volgende feiten vast als tussen partijen niet in geschil, dan wel door de ene partij gesteld en door de andere niet, althans onvoldoende, weersproken.

2.1.

Bij brief van 18 februari 2005 hebben de bevoegde Belgische belastingautoriteiten in het kader van een zogenoemde spontane uitwisseling van informatie op grond van de Richtlijn 77/799/EEG gegevens verstrekt aan de FIOD/ECD Team Internationaal. De gegevens, bestaande uit een Nota met bijlagen, zijn verstrekt op grond van artikel 4 van Richtlijn 77/799/EEG. Bij brief van 13 november 2007 hebben de bevoegde Belgische belastingautoriteiten verklaard er geen bezwaar tegen te hebben dat de verstrekte gegevens worden aangewend voor de Nederlandse belastingheffing.

2.2.

De Nota bevat een twaalftal genummerde bijlagen, aangeduid als B.1 tot en met B.12. De bijlagen genummerd als "B.1", "B .2" en "B.6" bestaan elk uit circa 60 pagina's en bevatten elk een groot aantal gegevens bestaande uit namen, data, nummers en bedragen. In de Nota is vermeld dat dit rekeninggegevens betreft van de bank Van Lanschot (Luxembourg) SA (hierna ook: de bank). De lijsten B.1, B.2 en B.6 worden ook als "rekeningstandenlijsten" aangeduid.

2.3.

Op lijst B.1 komen 2.375 regels met rekeningnummers, namen, saldi en andere gegevens voor. Op deze lijst is op elke pagina de datum 9/05/96 (5 september 1996) vermeld. Deze lijst, bestaande uit 62 pagina's, behelst op elke pagina onder meer het volgende:

Van Lanschot Bankiers (Luxembourg) SA

[a-straat],3

[plaats 2]

Date: 9/05/96

( ... )

Racine Name CCY Current Accounts Deposits Bonds Shares/Options Inv. Funds Total

2.4.

Op lijst B.2 komen 2.364 regels met rekeningnummers, namen, saldi en andere gegevens voor. Op deze lijst is op elke pagina de datum 11/28/96 (28 november 1996) vermeld. Deze lijst B.2, vermeldt op elke pagina onder meer het volgende:

Van Lanschot Bankiers (Luxembourg) SA

[a-straat],3

[plaats 2]

Date : 11/28/96

( ... )

Racine Name CCY Current Accounts Deposits Bonds Shares/Options Inv. funds Total

2.5.

Lijst B.6 kent een andere opmaak dan de lijsten B.1 en B.2. De kolommenindeling is vergelijkbaar met die van de lijsten B.1 en B.2. Op lijst B.6 komen 2.123 regels met rekeningnummers, namen, saldi en andere gegevens voor. Op de lijst in de Nota aangeduid als bijlage B.6 wordt daarnaast op elke regel “941221” vermeld.

2.6.

De Belastingdienst is na ontvangst van de inlichtingen in maart 2005 gestart met het verifiëren en verdelen van de ontvangen informatie. Gelet op de grote hoeveelheid gegevens en de in acht te nemen zorgvuldigheid is gekozen de gegevens op een projectmatige wijze te verwerken.

2.7.

Op de rekeningstandenlijsten B.1, B.2 en B.6. komen rekeninghouders voor met één achternaam met één of meer voorletters, alsmede rekeninghouders met een dubbele achternaam, al dan niet met één of meer voorletters. In totaal gaat het om circa 2.500 namen.

De gegevens van de rekeninghouders zoals vermeld op de rekeningstandenlijsten zijn vergeleken met de gegevens in het geautomatiseerde systeem BVR (Beheer Van Relaties) van de Belastingdienst. In dit systeem zijn alle natuurlijke personen en rechtspersonen die in Nederland wonen of zijn gevestigd, opgenomen. Via het systeem zijn ook historische gegevens te raadplegen. Het BVR-systeem wordt voor natuurlijke personen gevoed met gegevens uit de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.

2.8.

Indien en voor zover uit de vergelijking met het BVR-systeem slechts één persoon met exact dezelfde of, in andere bewoordingen, met de unieke combinatie 'meerdere voorletters-achternaam' of de combinatie '(voorletters) achternaam-achternaam' naar voren kwam, is deze persoon als rekeninghouder aangemerkt.

2.9.

Uit de rekeningstandenlijsten volgt dat bij Van Lanschot Bankiers (Luxembourg) SA een rekening werd gehouden op naam van [de vrouw] met als rekeningnummer [rekeningnummer]. Naar aanleiding van deze gegevens is belanghebbende door de Inspecteur geïdentificeerd als (mede)rekeninghouder.

2.10

Met dagtekening 3 november 2010 heeft de Inspecteur belanghebbende schriftelijk verzocht om inlichtingen en gegevens te verstrekken over in het buitenland aangehouden bankrekeningen. Bij dat schrijven waren een ‘Verklaring in het buitenland aangehouden bankrekening(en)’ en een ‘Opgaaf in het buitenland aangehouden bankrekening(en)’ gevoegd.

2.11.

Met dagtekening 10 november 2010 heeft belanghebbende de door hem ondertekende ‘Verklaring in het buitenland aangehouden bankrekening(en)’ retour gezonden aan de Inspecteur en daarop geschreven: “N.V.T.”.

2.12.

Met dagtekening 31 augustus 2011 heeft de Inspecteur navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd voor de jaren 1998 tot en met 2005. Met dagtekening 10 september 2011 heeft de Inspecteur navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd voor de jaren 2006 tot en met 2008. In al deze navorderingsaanslagen (hierna: de navorderingsaanslagen) zijn inkomsten ter zake van een in het buitenland aangehouden bankrekening begrepen.

2.13.

Met dagtekening 31 augustus 2011, respectievelijk 7 september 2011, heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen. In het kader van de behandeling van dat bezwaar heeft de Inspecteur met dagtekening 1 maart 2013 in één geschrift vervatte informatiebeschikkingen gegeven. In het desbetreffende geschrift wordt slechts opnieuw gevraagd naar de inlichtingen en gegevens waarom reeds bij het voornoemde schrijven met dagtekening 3 november 2011 was verzocht.

2.14.

Het tegen de informatiebeschikkingen gemaakte bezwaar van belanghebbende is bij uitspraken van de Inspecteur afgewezen. Tegen die uitspraken is belanghebbende in beroep gekomen bij de Rechtbank, die, het beroep gegrond bevindend, de vernietiging van de informatiebeschikkingen heeft uitgesproken.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil in hoger beroep betreft de rechtmatigheid van de informatiebeschikkingen.

Belanghebbende is van mening dat de informatiebeschikkingen moeten worden vernietigd; de Inspecteur is van mening dat de informatiebeschikkingen in stand moeten blijven.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het tegen de uitspraken op bezwaar ingestelde beroep. Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing