Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-08-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:3283, 14-00005

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-08-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:3283, 14-00005

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
21 augustus 2015
Datum publicatie
4 september 2015
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2015:3283
Formele relaties
Zaaknummer
14-00005
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 47, Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 52, Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 52a

Inhoudsindicatie

Aan belanghebbende is in 2012 een “informatiebeschikking 1 januari 2007 tot en met 31 maart 2012” gegeven wegens het niet voldoen aan de administratie- en bewaarplicht. Het Hof is van oordeel dat de informatiebeschikking in stand blijft.

De omstandigheid dat de Inspecteur eind 2011 de aanslag inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen 2008 had opgelegd, doet derhalve niet af aan de rechtmatigheid van de informatiebeschikking. Het Hof is immers van oordeel dat de artikelen 47, 52 en 52a van de AWR aldus moeten worden uitgelegd (i) dat de Inspecteur ook in de bezwaarfase tegen een belastingaanslag de bevoegdheid heeft de belastingplichtige te vragen de administratie beschikbaar te stellen en de administratie te onderzoeken, (ii) dat zulks ook het geval is indien hij die bevoegdheid reeds in de aanslagregelende fase heeft aangewend zonder dat die bevoegdheidsuitoefening door het geven van een informatiebeschikking is gevolgd en (iii) dat de Inspecteur in een zodanig geval, indien hij van opvatting is dat sprake is van gehele of gedeeltelijke schending van de op de belastingplichtige rustende administratie- en bewaarplicht ingevolge artikel 52, lid 1, van de AWR, die schending kan vastleggen in een informatiebeschikking die de Inspecteur in de bezwaarfase aan de belastingplichtige geeft.

De algemene beginselen van behoorlijk bestuur verzetten zich voorts niet tegen de rechtmatigheid van de informatiebeschikking.

Het Hof is verder van oordeel dat de Inspecteur, tegenover de betwisting door belanghebbende, aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende de administratie- en bewaarplicht heeft geschonden.

Het Hof stelt belanghebbende in tegenstelling tot de Rechtbank geen termijn om alsnog de in de informatiebeschikking genoemde gebreken te herstellen.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 14/00005

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van Rechtbank Zeeland-West Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 21 november 2013, nummer AWB 13/2661, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de hierna te vermelden informatiebeschikking.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Met dagtekening 8 november 2012 is aan belanghebbende een informatiebeschikking zoals bedoeld in artikel 52a, lid 1, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR) gegeven. Deze beschikking is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur met dagtekening 3 april 2013 gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 44. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard voor zover het betrekking heeft op de informatiebeschikking over de periode 1 januari 2011 tot en met 31 maart 2012; het beroep voor het overige ongegrond verklaard; de uitspraak op bezwaar alsmede de informatiebeschikking vernietigd voor zover deze betrekking hebben op de periode 1 januari 2011 tot en met 31 maart 2012; belanghebbende een termijn van zes weken gesteld om alsnog de gebreken te herstellen en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht aan hem vergoedt.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 118.

1.4.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.5.

De Inspecteur heeft vóór de zitting een pleitnota toegezonden aan het Hof en aan belanghebbende.

1.6.

De zitting heeft plaatsgehad op 15 januari 2015 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heer [A] , mevrouw [B] en de heer [C] .

1.7.

Het Hof heeft het onderzoek ter zitting geschorst en daarbij bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat. Vervolgens heeft het Hof de Inspecteur verzocht het verweerschrift toe te zenden, aan welk verzoek hij heeft voldaan.

1.8.

Partijen hebben ieder voor de zitting een pleitnota met bijlagen toegezonden aan het Hof en, door tussenkomst van de griffier, aan de wederpartij, welke pleitnota's met instemming van partijen worden geacht ter zitting te zijn voorgedragen.

1.9.

De nadere zitting heeft plaatsgehad op 20 mei 2015 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heer [A] , mevrouw [B] en de heer [C] .

1.10.

De Inspecteur heeft op de nadere zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

1.11.

Aan het einde van de nadere zitting heeft het Hof het onderzoek gesloten.

1.12.

Van de zittingen zijn processen-verbaal opgemaakt, die in afschrift aan partijen zijn verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende drijft een onderneming in de vorm van een eenmanszaak onder de naam [D] . De ondernemingsactiviteiten bestaan uit het verrichten van onderzoek naar de vraag of (potentiële) cliënten (particulieren) op basis van hun eerder verworven competenties in aanmerking komen voor vrijstellingen voor een bepaalde opleiding bij een onderwijsinstelling.

2.2.

Bij brief van de Inspecteur van 12 april 2011 is een boekenonderzoek aangekondigd naar de aanvaardbaarheid van de aangiften voor de inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen (hierna: de IB/PVV) over de jaren 2005 tot en met 2009 van belanghebbende. In deze brief verzoekt de Inspecteur belanghebbende vooruitlopend op het boekenonderzoek de kolommenbalansen te verstrekken en tijdens het boekenonderzoek de beschikking te krijgen over de gehele administratie en de onderliggende bescheiden, een en ander voor zover het de voornoemde jaren betreft.

2.3.

Bij brief van 20 april 2011 heeft belanghebbende de Inspecteur kolommenbalansen over de jaren 2005 tot en met 2009 verstrekt.

2.4.

Het boekenonderzoek heeft plaatsgehad op 17 mei 2011.

2.5.

Bij brief van 18 mei 2011 heeft de Inspecteur een vervolgonderzoek aangekondigd en medegedeeld dat de reikwijdte van het boekenonderzoek is uitgebreid met de aangiften voor de omzetbelasting (hierna: de OB) over de periode 1 januari 2006 tot en met 31 december 2010. In deze brief heeft de Inspecteur belanghebbende verzocht tijdens het vervolgonderzoek de beschikking te krijgen over de gehele administratie betreffende de jaren 2005 tot en met 2010. Bij afzonderlijke brief van 18 mei 2011 heeft de Inspecteur aanvullende vragen gesteld naar aanleiding van het boekenonderzoek.

2.6.

Bij brieven van 2 juni en 20 juni 2011 heeft belanghebbende de in 2.5 bedoelde aanvullende vragen beantwoord.

2.7.

Het vervolgonderzoek heeft plaatsgehad op 20 juni 2011.

2.8.

Naar aanleiding van het in 2.7 bedoelde onderzoek, heeft de Inspecteur bij brief van 24 juni 2011 aanvullende vragen gesteld.

2.9.

Bij brief van 8 juli 2011 heeft belanghebbende de in 2.8 bedoelde aanvullende vragen beantwoord.

2.10.

Bij brief van 13 september 2011 met als onderwerp “Boekenonderzoek [belanghebbende] ” heeft de Inspecteur wederom vragen gesteld.

2.11.

Bij brief van 29 september 2011 met als onderwerp “aanlevering data” heeft belanghebbende gegevens aan de Inspecteur verstrekt.

2.12.

Met dagtekening 16 december 2011 zijn aan belanghebbende de aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2008 opgelegd alsmede een boetebeschikking en beschikking inzake heffingsrente gegeven. Voorts is de aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet 2008 en beschikking inzake heffingsrente opgelegd. Belanghebbende is tegen deze aanslagen en beschikkingen in bezwaar gekomen.

2.13.

Met dagtekening 23 december 2011 is aan belanghebbende de navorderingsaanslag in de IB/PVV voor het jaar 2006 opgelegd en is hem een boetebeschikking gegeven. De Rechtbank heeft deze navorderingsaanslag en boetebeschikking vernietigd bij uitspraak van de Rechtbank van 23 mei 2014, welke onherroepelijk is geworden. Als grond voor vernietiging is in die uitspraak het volgende vermeld:

“2.2. In zijn brief van 30 september 2013 heeft de inspecteur zich op het nadere standpunt gesteld dat het belaste inkomen uit werk en woning voor het onderhavige jaar vastgesteld moet worden op € 7.458. Op de nadere zitting heeft de inspecteur dit standpunt bevestigd. De rechtbank stelt vast en de inspecteur conformeerde zich hier ter zitting, dat het thans door de inspecteur bepleite belastbare inkomen uit werk en woning lager is dan het belastbare inkomen uit werk en woning zoals dat is vastgesteld bij de primitieve aanslag. Voor het opleggen van een navorderingsaanslag bestaat dan geen reden zodat de rechtbank deze vernietigt. Het beroep is gegrond.”.

2.14.

Bij brief van 9 maart 2012 heeft de Inspecteur aanvullende vragen gesteld naar aanleiding van het boekenonderzoek.

2.15.

Per e-mailbericht van 21 maart 2012 heeft belanghebbende op de in 2.14 bedoelde brief van de Inspecteur gereageerd.

2.16.

Bij brief van 21 maart 2012 heeft de Inspecteur gereageerd op de in 2.15 bedoelde brief van de Inspecteur. In deze brief heeft de Inspecteur voorgesteld om op 11 april 2012 op het kantoor van belanghebbende een gesprek te voeren en de gehele administratie in te zien. In de brief is voorts nog het volgende vermeld:

“Ik ga ervan uit dat het u duidelijk is dat op de afgesproken datum de gehele administratie aanwezig moet zijn. Inclusief de door u met uw klanten gesloten overeenkomsten, de klantendossiers, de privébescheiden en alle stukken die betrekking hebben op de door u geclaimde scholingsuitgaven.”.

2.17.

Op 11 april 2012 heeft ten kantore van [E] te [F] een gesprek plaatsgevonden tussen belanghebbende, de heer [G] (adviseur van belanghebbende) en de Inspecteur. Ter plekke is de aanwezige administratie overgelegd. Van het gesprek is een verslag gemaakt. Het verslag is beëindigd met een opsomming van nog door belanghebbende over te leggen stukken.

2.18.

Bij brief van 27 april 2012 heeft de Inspecteur naar aanleiding van het boekenonderzoek en het in 2.17 bedoelde gesprek aanvullende vragen aan belanghebbende gesteld.

2.19.

Tussen 15 mei 2012 en 23 mei 2012 heeft e-mailverkeer plaatsgevonden tussen belanghebbende en de Inspecteur over het plannen van een eindbespreking.

2.20.

Op 7 juni 2012 heeft een bespreking tussen belanghebbende en de Inspecteur plaatsgevonden. Bij brief van gelijke datum is de reikwijdte van het boekenonderzoek gewijzigd in die zin dat het onderzoek zich, wat betreft de aanvaardbaarheid van de aangiften voor de OB, uitstrekt tot de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 maart 2012. Tijdens het gesprek is besproken dat belanghebbende nog een aantal bescheiden zal overleggen, hetgeen in de zojuist genoemde brief is vastgelegd.

2.21.

Per e-mailbericht van 25 juni 2012 heeft belanghebbende op de in 2.20 bedoelde brief gereageerd.

2.22.

De bevindingen van het boekenonderzoek zijn in het bespreekverslag van 11 juli 2012 vastgelegd. In het bespreekverslag wordt als reikwijdte van de controle genoemd de aanvaardbaarheid van de aangiften voor de IB/PVV voor de jaren 2006 tot en met 2009 en de aangiften voor de OB over de periode 1 januari 2007 tot en met 31 maart 2012. In het bespreekverslag is voorts onder meer het volgende vermeld:

“1 Reikwijdte van het onderzoek

Onderzocht is de aanvaardbaarheid van de aangiften:

 Inkomstenbelasting en Premie volksverzekeringen 2006 tot en met 2009;

 omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2007 tot en met 31 maart 2012.

(…)

2.3.1

Hiaten in de administratie

(…)

Volgens artikel 52, lid 1 Algemene Wet rijksbelastingen (hierna: AWR) is de administratieplichtige gehouden om van zijn vermogenstoestand en alles betreffende zijn bedrijf (naar de eisen van dat bedrijf) op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde zijn rechten en verplichtingen alsmede voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken.

Uit bovenstaande blijkt dat de administratie in 2006 tot en met 2009 dusdanige tekortkomingen kent dat deze administratie niet kan dienen als een betrouwbare grondslag voor de fiscale winstberekening.”.

Onder de slotopmerkingen is nog vermeld dat het bespreekverslag is opgemaakt om te komen tot definitieve standpunten en dat er nog geen uitspraak kan worden gedaan over de hoogte van de belastingaanslagen en de op te leggen boete(s), omdat nog geen sprake is van een definitief rapport.

2.23.

Bij brief van 30 augustus 2012 heeft belanghebbende op het in 2.22 bedoelde bespreekverslag gereageerd.

2.24.

Bij brief van 6 september 2012 heeft de Inspecteur te kennen gegeven dat het onderzoek voor de OB is uitgebreid met de periode 1 januari 2011 tot en met 31 maart 2012 en is belanghebbende verzocht de in het in 2.22 bedoelde bespreekverslag genoemde stukken over die periode aan de Inspecteur te doen toekomen.

2.25.

Bij brief van 24 september 2012 heeft de Inspecteur belanghebbende herinnerd aan zijn in 2.24 bedoelde verzoek om stukken over te leggen.

2.26.

Met dagtekening 8 november 2012 heeft de Inspecteur een informatiebeschikking gegeven, wegens het niet voldoen aan de verplichtingen ingevolge artikel 52 van de AWR (de administratieplicht en de bewaarplicht). In het desbetreffende schrijven is meer het volgende is opgenomen:

“Betreft: informatiebeschikking 1 januari 2007 tot en met 31 maart 2012 t.n.v. [belanghebbende] ( [D] )

(…)

Tijdens het onderzoek op 17 mei 2011 hebben wij geconstateerd dat uw administratie niet zodanig is ingericht en bijgehouden dat een controle door ons binnen redelijke termijn mogelijk is (artikel 52, lid 6 Algemene wet inzake rijksbelastingen, hierna: Awr). U als administratieplichtige bent gehouden van uw vermogenstoestand en van alles betreffende uw onderneming op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde uw rechten en plichten, alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken (artikel 52, lid 1 Awr).

Gezien de aard van uw onderneming, ontbreken een aantal essentiële zaken. Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat:

- Niet alle mutaties in de dagboeken, waaronder de bankboeken, worden opgenomen. Volgens uw verklaring worden alleen de zakelijke mutaties, welke betrekking hebben op de [J] -rekening in de Exact-applicatie geboekt. De balansmutaties worden extra-comptabel (handmatig ) verwerkt. De overgelegde kolommenbalansen zijn dan ook geen uitdraaien vanuit Exact maar met knippen en plakken door u samengesteld. De post “Eigen Vermogen” is een sluitpost. Balansposten worden derhalve op de balans geplaatst zonder dat er sprake is van een tegenrekening;

- Een groot aantal bankontvangsten van opdrachtgevers niet zijn geboekt als omzet. Volgens u betreft het hier vooruitontvangen bedragen van opdrachten welke nog niet zijn gerealiseerd en waarop te zijner tijd terugstortingen kunnen plaatsvinden; hiervan wordt extra-comptabel een overzicht “vooruitontvangen bedragen” bijgehouden. De bedragen vermeld op deze overzichten sluiten niet aan met de bedragen vermeld op de kolommenbalans. Deze verschillen zijn door u niet verklaard. Vanuit de administratie is derhalve niet te bepalen waarom substantiële bedragen aan bankontvangsten niet als omzet zijn geboekt.

- De extra-comptabel opgemaakte lijsten “vooruitontvangen bedragen niet zijn onderbouwd. Volgens u zijn deze bestemd voor “intern gebruik”.

- De voortgang van de opdracht onvoldoende is vastgelegd. Hoewel het volgens u, jaren kan duren voordat een opdracht is afgerond, wordt van de contacten met onderwijsinstellingen en klanten, andere gesprekken en de voortgang van de opdracht, niets vastgelegd. Zodoende is het vanuit de administratie niet te beoordelen wanneer een opdracht nu wel of niet (geheel) is afgerond. In sommige gevallen zou de opdracht maar gedeeltelijk zijn uitgevoerd. In dat geval zou er een gedeeltelijke terugbetaling plaatsvinden. U heeft aangegeven dat deze informatie allemaal in uw hoofd zit.

- Volgens de bankafschriften bedragen worden overgemaakt ten name van derden. U geeft hiervan aan dat dit terugstortingen zijn. Vanuit de administratie is het echter niet, binnen een redelijke termijn, te beoordelen of er daadwerkelijk sprake is van “terugstortingen” en of deze terugstortingen reeds eerder in de omzet begrepen zijn geweest.

- Een aantal malen geld wordt overgemaakt via het Grens Wissel Kantoor [woonplaats] , zonder vermelding van naam en rekeningnummer; hierbij is via de administratie niet te achterhalen aan wie de storting heeft plaats gevonden;

- Incidenteel ook storneringen per kas worden gedaan.

- Op geen enkele wijze te achterhalen is hoe de bedragen, vermeld in de offertes, tot stand zijn gekomen. Volgens u zijn de bedragen vermeld in de offertes vastgesteld op basis van inschattingen. Hiervan is niets vastgelegd.

- Geen klantendossiers aanwezig zijn, danwel bewaard;

- Geen kilometerregistratie aanwezig is, danwel bewaard.

(…)

Uit bovenstaande blijkt dat de administratie in de periode 1 januari 2007 tot en met 31 maart 2012 dusdanige tekortkomingen kent dat deze administratie niet kan dienen als een betrouwbare grondslag voor de bepaling voor de heffing van belastingen.

Nu niet is voldaan aan de administratieplicht en de bewaarplicht op grond van artikel 52 Awr ontvangt u hierbij deze informatiebeschikking (ex artikel 52a Awr).”.

2.27.

Op 2 maart 2004 heeft een boekenonderzoek plaatsgehad bij belanghebbende. Van het boekenonderzoek is op dezelfde dag een rapport opgemaakt. In dat rapport is onder meer het volgende vermeld:

“1 Reikwijdte van het onderzoek

Onderzocht is de aanvaardbaarheid van de aangifte:

- Omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2003 t/m 31 december 2003.

(…)

2.3

Administratie

De belastingplichtige verzorgt zelf de administratie.

Dit gebeurt geautomatiseerd met het boekhoudprogramma Exact, e-account versie 2.

Bijgehouden wordt:

- een kasboek;

- een bankboek;

- een memoriaal;

- grootboekrekeningen;

- proef- en saldibalans;

- balans;

- verlies- en winstrekening.

De aangifte omzetbelasting en het vervaardigen van de jaarstukken wordt door belastingplichtige zelf verzorgd.”.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft de rechtmatigheid van de informatiebeschikking. Belanghebbende is van mening dat de informatiebeschikking onrechtmatig is. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar de van de zittingen opgemaakte processen-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de informatiebeschikking. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing