Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-08-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:3286, 14-00748

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-08-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:3286, 14-00748

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
21 augustus 2015
Datum publicatie
4 september 2015
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2015:3286
Formele relaties
Zaaknummer
14-00748

Inhoudsindicatie

WOZ; waardebepaling met behulp van de taxatiewijzers ‘Grond bij agrarische objecten’ en ‘Agrarische gebouwen’

Waardering agrarisch object aan de hand van de Taxatiewijzer is correct. Heffingsambtenaar is uitgegaan van de juiste omvang van de te waarderen grond. De Heffingsambtenaar heeft in voldoende mate rekening heeft gehouden met de slechte staat van onderhoud van een deel van de gebouwen en de kosten van sloop. De waarde van de aanbouw van de woning voor mantelzorg is niet te hoog vastgesteld.

Voor de gebruikersheffing is de woning en de daarbij behorende grond vrijgesteld. De stelling van de heffingsambtenaar dat het recht om een woning te mogen bouwen op het hele perceel rust, en dat de waarde van de grond naar evenredigheid moet worden toegerekend aan de woning en de niet-woning acht het Hof onjuist. De volgens de taxatiewijzer berekende meerwaarde van een perceel met bouwblok ten opzichte van een perceel zonder bouwblok moet worden toegerekend aan de woning. Een en ander leidt echter per saldo niet tot een lagere heffingsgrondslag dan door de Heffingsambtenaar is vastgesteld.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 14/00748

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 11 juli 2014, nummer AWB 13/2581, in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Sint Anthonis,

hierna: de Heffingsambtenaar,

betreffende de hierna vermelde beschikking en aanslag.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 31 januari 2012 krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 2 te [woonplaats] , gemeente Sint-Anthonis (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2011 (hierna ook: de waardepeildatum), voor het belastingjaar 2012, vastgesteld op € 875.000. In het desbetreffende geschrift is ook de aanslag in de onroerende zaakbelastingen 2012 bekend gemaakt. Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 21 februari 2013 heeft de Heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak verlaagd naar € 780.000 en de aanslag dienovereenkomstig aangepast.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 44.

De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd voor zover daarin een te lage proceskostenvergoeding is toegekend en de uitspraak voor het overige in stand gelaten, bepaald dat belanghebbende in aanmerking komt voor een vergoeding van de kosten van bezwaar tot een bedrag van € 470, en de Heffingsambtenaar opgedragen het door belanghebbende betaald griffierecht aan hem te vergoeden.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 122.

De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

De zitting heeft plaatsgehad op 26 juni 2015 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, de heer [B] en de heer [C] .

1.5.

Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De Heffingsambtenaar heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de twee bij deze pleitnota behorende bijlagen.

1.6.

De Heffingsambtenaar heeft ter zitting, zonder bezwaar van de wederpartij, een kopie overgelegd van de vermindering van de aanslag met dagtekening 25 juni 2013 alsmede enkele uitdraaien uit het computersysteem met gegevens ter zake van deze vermindering.

1.7.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.8.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak. Het betreft een agrarisch object, bestaande uit een melkveehouderij met woongedeelte en bijbehorende grond. De totale oppervlakte bedraagt 375.185 m2.

2.2.

De Heffingsambtenaar heeft de onroerende zaak laten taxeren door de heer [D] , verbonden aan [E] BV te [F] . Het door hem op 8 mei 2013 uitgebrachte taxatierapport komt uit op een waarde in het economische verkeer van € 871.000. Van de totale oppervlakte is 13.000 m2 meegetaxeerd. De taxateur heeft gebruik gemaakt van de landelijke Taxatiewijzers, nr. 20a (Grond bij agrarische objecten) en 20b (Agrarische gebouwen).

De taxateur heeft voorts de volgende referentieobjecten in de beoordeling betrokken:

- [b-straat] 4 te [G]

- [c-straat] 2 te [G]

- [b-straat] 9 te [G]

- [d-straat] 5 te [H] .

De laatste drie objecten heeft belanghebbende voorafgaande aan de hoorzitting naar voren gebracht.

Volgens de bij het Taxatierapport gevoegde matrix is de getaxeerde waarde als volgt bepaald:

De vetgedrukte onderdelen zijn via de post ‘waardecorrectie, waarde’ feitelijk op nihil gewaardeerd en daarnaast is er rekening gehouden met sloopkosten en de aanwezigheid van asbest.

2.4.

In een aanvulling op de onderbouwing van de taxatie heeft de taxateur ook gekeken naar de volgende objecten:

- [e-straat] 3 te [J]

- [f-straat] 6 te [woonplaats]

- [g-straat] 80 te [K] .

2.5.

De Heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar een kostenvergoeding toegekend van 2 x € 218 = € 436, waarbij is uitgegaan van het in 2012 geldende puntentarief. De Rechtbank heeft de kostenvergoeding voor bezwaar vastgesteld op 2 x € 235 = € 470, waarbij is uitgegaan van het in 2013 geldende puntentarief.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Heeft de Heffingsambtenaar de WOZ-waarde te hoog vastgesteld?

II. Is de heffingsgrondslag voor de gebruikersheffing te hoog vastgesteld?

III. Heeft de Rechtbank de vergoeding van de kosten van bezwaar op een te laag bedrag vastgesteld?

IV. Heeft de Rechtbank ten onrechte geen proceskostenvergoeding toegekend?

Belanghebbende is van mening dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak van de Inspecteur, vermindering van de WOZ-waarde tot een bedrag van € 675.000, vermindering van de aanslag in de gebruikersheffing tot een berekend naar een lagere grondslag, tot vergoeding van de kosten van bezwaar tot een bedrag van 2 x € 244 = € 488 en tot vergoeding van de proceskosten voor rechtskundige bijstand bij de Rechtbank en het Hof. De Heffingsambtenaar concludeert tot ongegrondverklaring van de hoger beroep.

4 Gronden

5 Beslissing