Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27-10-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:4813, 15/01044

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27-10-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:4813, 15/01044

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
27 oktober 2016
Datum publicatie
2 februari 2017
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2016:4813
Formele relaties
Zaaknummer
15/01044

Inhoudsindicatie

Vorderbaar en inbaar. Belanghebbende ontvangt in 2011 met terugwerkende kracht over de jaren 2007 en 2010 een FPU uitkering. Het Hof komt tot de conclusie dat de uitkering niet eerder dan in 2011 inbaar is geworden. Gehele uitkering belast in 2011.

Uitspraak

Kenmerk 15/01044

27 oktober 2016

uitspraak van de meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,

tegen de uitspraak van 1 juli 2015 in de zaak met kenmerk AWB 14/2611 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

( [A] en [B] )

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 29 november 2013 aan belanghebbende voor het jaar 2011 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB) berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 203.177. Tevens is een verzuimboete opgelegd.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 26 februari 2014, de verzuimboete vernietigd en de aanslag gehandhaafd. Het tegen deze uitspraak ingestelde beroep heeft de rechtbank ongegrond verklaard.

1.3.

Het tegen de uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 12 augustus 2015. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 september 2016. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende was tot en met 31 december 2006 in dienstbetrekking werkzaam bij [C] (hierna: de werkgever) te [D] .

2.2.

Op 6 juli 2006 hebben belanghebbende en de werkgever ter beëindiging van een arbeidsconflict, een vaststellingsovereenkomst conform artikel 7:15 BW gesloten, waarbij is bepaald dat belanghebbende gebruik zou maken van zijn FPU-recht. Van dit recht kon, conform het FPU-reglement, gebruik worden gemaakt als er sprake was van een ontslag, volledig dan wel gedeeltelijk, uit een dienstbetrekking, op eigen verzoek van de werknemer verleend met het oogmerk de werknemer voor het bereiken van de leeftijd van 65 jaar vervroegd te doen uittreden met recht op een uitkering. De betaling van het prepensioen/FPU zou worden verzorgd door het ABP.

2.3.

In 2006 heeft belanghebbende vernietiging van de vaststellingsovereenkomst bij de civiele rechter gevorderd. Bij arrest van 1 maart 2011 heeft (de achtste kamer van de civiele sector van) het Hof geoordeeld dat er geen grond is voor vernietiging of wijziging van de vaststellingsovereenkomst.

2.4.

Hangende de civiele procedure hebben zowel de werkgever als het ABP de betaling van loon respectievelijk het prepensioen opgeschort. Bijgevolg heeft belanghebbende van januari 2007 tot juni 2011 geen inkomen genoten. Na het arrest van het Hof in juni 2011 is het prepensioen/FPU over de periode 1 januari 2007 tot en met 31 mei 2011 in één bedrag uitbetaald.

2.5.

Door het ABP is in 2011 een bedrag van € 199.000 aan bruto prepensioen/FPU (hierna: de uitkering) uitbetaald aan belanghebbende. Een groot deel van de uitkering, € 161.383, had betrekking op de jaren 2007 tot en met 2010.

2.6.

Belanghebbende heeft over het jaar 2011 aangifte IB gedaan. Het aangegeven inkomen uit werk en woning bedraagt € 40.390. De inspecteur is bij de aanslagregeling van de aangifte afgeweken en heeft de gehele FPU in 2011 belast.

3 Geschil in hoger beroep

3.1

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of het deel van de uitkering dat betrekking heeft op de periode 1 januari 2007 tot en met 31 december 2010 in 2011 in de heffing moet worden betrokken. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat het fiscale genietingsmoment van de uitkering ligt in de jaren 2007 tot en met 2010, naar gelang de uitkering betrekking heeft op die jaren. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat de uitkering volledig moet worden belast in het jaar 2011, het jaar waarin de uitkering werd ontvangen.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Overwegingen van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing