Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 10-11-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:5006, 15/00791

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 10-11-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:5006, 15/00791

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
10 november 2016
Datum publicatie
22 februari 2017
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2016:5006
Formele relaties
Zaaknummer
15/00791
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024] art. 3.87

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2011 de reisaftrek (artikel 3.87 Wet IB) in aanmerking genomen. De Inspecteur heeft deze gecorrigeerd. Met de Rechtbank is het Hof van oordeel dat belanghebbende hierop geen recht heeft, omdat de overgelegde reisverklaring niet voldoet en belanghebbende overigens ook niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij voor de reisaftrek in aanmerking komt. Belanghebbendes beroep op de meerderheidsregel (toepassing van het gelijkheidsbeginsel) slaagt niet omdat de vergelijkbare gevallen waarin de inspecteur de reisaftrek ten onrechte heeft verleend door hem zijn nagevorderd en niet aannemelijk is geworden dat hij niet kan navorderen.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 15/00791

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] , Slowakije, domicilie gekozen hebbende ten huize van zijn hierna te noemen gemachtigde,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 29 april 2015, nummer AWB 14/2438 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de hierna vermelde aanslag.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2011 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.955, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Tegelijkertijd is daarbij € 24 heffingsrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 123. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Nadien hebben partijen nog verschillende schriftelijke reacties ingediend, welke telkens in afschrift aan de wederpartij zijn gestuurd.

1.4.

De zitting heeft plaatsgehad op 15 september 2016 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord als gemachtigde van belanghebbende de heer [A] , wonende te [B] , alsmede, namens de Inspecteur, [C] en [D] .

1.5.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.6.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende was in het jaar 2011, samen met 9 andere personen, in dienstbetrekking werkzaam bij bouwbedrijf [E] , gevestigd in [F] . Hij heeft in dit jaar voor dit bedrijf op diverse locaties in [F] en omgeving werkzaamheden verricht.

2.2.

In zijn aangifte IB/PVV 2011 heeft belanghebbende reisaftrek, ter grootte van € 1.186, geclaimd. Bij het opleggen van de aanslag IB/PVV 2011 heeft de Inspecteur de reisaftrek gecorrigeerd.

2.3.

Belanghebbende heeft een reisverklaring van zijn werkgever ( [E] ) overgelegd. Deze luidt, voor zover van belang, als volgt:

“Bij deze verklaar ik als werkgever, dat Dhr. [belanghebbende] , geboortedatum [datum 1] 1983, in de jaar 2011 heeft gereisd met openbaar vervoer van zijn woonadres [a-straat] 56, [postcode] [F] naar onze projecten naar het adressen:

Van 03-01-2011 t/m 14-01-2011 (…) Amsterdam

Van 17-01-2011 t/m 31-01-2011 (…) Alkmaar

Van 01-02-2011 t/m 18-02-2011 (…) Haarlem

Van 21-02-2011 t/m 25-02-2011 (…) Amsterdam

Van 28-02-2011 t/m 04-03-2011 (…) Amstelveen

Van 07-03-2011 t/m 18-03-2011 (…) Haarlem

Van 21-03-2011 t/m 01-04-2011 (…) Heemstede

Van 04-04-2011 t/m 22-04-2011 (…) Haarlem

Van 25-04-2011 t/m 06-05-2011 (…) Heemstede

Van 09-05-2011 t/m 27-05-2011 (…) Haarlem

Van 30-05-2011 t/m 10-06-2011 (…) Heemstede

Van 13-06-2011 t/m 15-07-2011 (…) Haarlem

Van 18-07-2011 t/m 05-08-2011 (…) Heemstede

Van 08-08-2011 t/m 19-08-2011 (…) Amsterdam

Van 22-08-2011 t/m 02-09-2011 (…) Haarlem

Van 05-09-2011 t/m 23-09-2011 (…) Haarlem

Van 26-09-2011 t/m 30-09-2011 (…) Haarlem

Van 03-10-2011 t/m 28-10-2011 (…) Amsterdam

Van 31-10-2011 t/m 11-11-2011 (…) Heemstede

Van 14-11-2011 t/m 25-11-2011 (…) Haarlem

Van 28-11-2011 t/m 22-12-2011 (…) Heemstede

Dhr. [belanghebbende] heeft voor het jaar 2011 geen reiskostenvergoeding ontvangen.”

2.4.

Bij bouwbedrijf [E] is op [datum 2] 2011 door de Belastingdienst een boekenonderzoek ingesteld met betrekking tot de privégebruik auto-regeling over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010. Door de controlerend ambtenaar is in het rapport van dit boekenonderzoek vermeld dat de werkgever heeft aangegeven dat de bestelauto’s (vanaf 11 februari 2011 staat een tweede bestelauto op naam van [E] geregistreerd) ter beschikking worden gesteld en door meerdere werknemers wisselend worden gebruikt. Ook is melding gemaakt van een afspraak tussen de Belastingdienst en [E] die inhoudt dat vanaf 1 juli 2011 per dag zou worden vastgelegd welke werknemer in welke auto rijdt. Uit de aangiften loonheffing 2011 van [E] bleek dat het in totaal om nog 9 andere werknemers ging. Aan 8 van deze 9 collega’s is over 2011 de reisaftrek openbaar vervoer verleend. De collega waarvoor deze aftrek niet is geclaimd, had uit andere hoofde al zoveel aftrek dat de gehele loonheffing al werd teruggegeven zonder toepassing van de reisaftrek.

2.5.

De Inspecteur heeft een met dagtekening 1 augustus 2013 aan belanghebbende gerichte brief geschreven. Hierin wijst hij belanghebbende er op dat hij – onder andere – de originele vervoersbewijzen of, als hij op saldo reist, de transactielijst dient te overleggen.

2.6.

De Inspecteur heeft bij zijn verweerschrift in hoger beroep als bijlage 1 een overzicht verstrekt waaruit blijkt wat de reistijden zijn indien van de verblijfplaats van belanghebbende met het openbaar vervoer naar de bouwlocaties is gereisd. De door hem berekende reistijden (enkele reis) zijn: 52 minuten, 1 uur en 39 minuten, 44, 32, 59, 47 minuten, 1 uur en 1 minuut, 54 en 44 minuten en 1 uur en 9 minuten.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is of belanghebbende in aanmerking komt voor de reisaftrek, zoals bedoeld in artikel 3.87 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB). Meer in het bijzonder betreft het geschil het antwoord op de volgende vragen:

1. Heeft belanghebbende met de door hem overgelegde reisverklaring aannemelijk gemaakt dat hij in 2011 met het openbaar vervoer, tussen zijn woning of zijn verblijfplaats en de plaats of plaatsen van werkzaamheden, heeft gereisd?

2. Zo nee, heeft hij desondanks recht op de reisaftrek op grond van het gelijkheidsbeginsel (de meerderheidsregel)?

Belanghebbende is van mening dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraak van de Inspecteur, alsmede vermindering van de aanslag IB/PVV 2011 overeenkomstig de ingediende aangifte IB/PVV 2011. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing