Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17-03-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1069, 16/03494

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17-03-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1069, 16/03494

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
17 maart 2017
Datum publicatie
21 maart 2017
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2017:1069
Formele relaties
Zaaknummer
16/03494
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-08-2023 tot 01-01-2024] art. 8:42

Inhoudsindicatie

Naheffingsaanslag BPM. Inspecteur heeft geen verweerschrift ingediend. Het Hof oordeelt dat deze handelwijze in strijd is met het bepaalde in artikel 8:42 Awb en volstaat thans met de laatste waarschuwing aan de Inspecteur.

In koerslijst AutotelexPro zijn alleen BTW-auto’s opgenomen. Vaststaat dat marge-auto’s minder waard zijn dan BTW-auto’s en dat mag worden uitgegaan van de inkoopwaarde van een marge-auto als referentievoertuig, ook al is feitelijk sprake van een BTW-auto. Alsdan mag belanghebbende op de inkoopwaarde volgens de koerslijst AutotelexPro een aftrek in aanmerking nemen. Het Hof acht aannemelijk dat die aftrek in het onderhavige geval van een jong gebruikte auto uit het duurdere segment, tenminste 3,5% bedraagt, hetgeen tot gevolg heeft dat de naheffingsaanslag moet worden vernietigd.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 16/03494

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] BV,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 26 mei 2016, nummer BRE 15/4910, in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de hierna vermelde naheffingsaanslag.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is met dagtekening 25 februari 2015, onder aanslagnummer [aanslagnummer] , een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd ten bedrage van € 701 aan belasting (hierna: de naheffingsaanslag). Voorts is bij beschikking belastingrente ten bedrage van € 4 in rekening gebracht. Het daartegen gemaakt bezwaar is bij uitspraken van de Inspecteur ongegrond verklaard.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 331. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 301, de beschikking belastingrente dienovereenkomstig verminderd, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 500 en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 331 aan deze vergoedt.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende geen griffierecht geheven.

De Inspecteur heeft geen verweerschrift ingediend.

1.4.

Partijen hebben op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.5.

De zitting heeft plaatsgehad op 3 februari 2017 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord namens belanghebbende, de heren [A] en [B] , vergezeld door de gemachtigde van belanghebbende, de heer [C] , vergezeld van mevrouw [D] , alsmede, namens de Inspecteur, de heer [E] en mevrouw [F] .

1.6.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.7.

Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende heeft op 6 januari 2014 aangifte BPM gedaan ter zake van de registratie van een personenauto van het merk [automerk] , type [type] , met identificatienummer [nummer] (hierna: de auto). Het betreft een BTW-auto. De datum van eerste toelating (in Duitsland) is 15 april 2013. Het aangiftebiljet vermeldt een te betalen bedrag aan BPM van € 9.290. Bij de berekening van het te betalen bedrag heeft belanghebbende gebruik gemaakt van de koerslijst XRAY, uitgaande van een BTW-auto (inkoopwaarde € 69.186).

2.2.

De Inspecteur heeft op 25 februari 2015 een naheffingsaanslag BPM opgelegd. De naheffing was materieel gebaseerd op een andere definitie van de auto. De Inspecteur heeft de verschuldigde BPM berekend op € 9.991, eveneens gebaseerd op de koerslijst XRAY, uitgaande van een BTW-auto (inkoopwaarde € 74.434).

2.3.

De historische nieuwprijs van de auto bedraagt € 108.130 en het bruto BPM-bedrag € 14.514.

2.4.

De Rechtbank heeft geoordeeld dat bij een BTW-auto voor de berekening van de verschuldigde BPM mag worden uitgegaan van een marge-auto. Voor dat geval was tussen partijen niet in geschil dat de naheffingsaanslag met € 400 diende te worden verminderd, uitgaande van een aftrek van 4% op de koerslijst van XRAY, BTW-auto.

2.5.

Volgens een koerslijst van AutotelexPro bedraagt de inkoopwaarde van de auto € 71.662.

2.6.

In een brief van 8 juni 2016 van de directeur van Autotelex BV is het volgende opgenomen:

“(…)

Hoe Autotelex haar waarden publiceert is niet afhankelijk van transacties.

Transacties zijn een deel van de informatie die Autotelex ontvangt en analyseert

Tezamen met andere marktinformatie bepalen wij een restwaarde met als uitgangspunt dat het een BTW auto is.

De redenen dat Autotelex uitgaat van BTW auto’s zijn:

-Alle lease personenauto’s zijn BTW auto’s

-Jonge dure personenauto’s, waar het verschil het grootst is, zijn ook vaker BTW auto’s

Restwaardetechnisch ziet het MARGE-BTW verschil er zo uit:

De handelaar zal voor een auto die vooral voor zakelijke klanten geschikt is (jong, duur) voor een MARGE auto aanzienlijk minder over hebben dan voor een BTW auto (zie Toelichting).

Hoe groot dit verschil moet zijn is naar eigen inzicht in te vullen.

Gezien de vele afhankelijkheden en het grijze gebied wanneer een auto niet alleen zakelijk, maar ook voor de particulier interessant is, is het voor Autotelex niet haalbaar gebleken hier een factor of formule aan te koppelen.

Uiteraard heeft Autotelex al veelvuldig aan “de handel” gevraagd hoe hier mee om te gaan, maar daar komt alles behalve een generiek te hanteren oplossing en blijft er alleen het gegeven over dat “een MARGE auto minder waard is dan een BTW auto”.

Gesteld dat Autotelex restwaarden (zowel de Handelswaarde als de Verkoopwaarde) gebaseerd zijn op BTW auto’s, zal de handelaar in het geval van een marge auto dus een aftrek op de Autotelex waarden kunnen toepassen.

Omdat hij dit zowel voor de Handelswaarde als voor de Verkoopwaarde toepast ontstaat er ook een lagere Verkoopwaarde, die dan weer aansluit bij de kleinere doelgroep voor deze categorie auto’s.

Toelichting:

Wil een zakelijke rijder een auto aanschaffen, dan is het voor hem onaantrekkelijk als het een MARGE-auto is, omdat hij hiervan de BTW niet kan aftrekken. Hij moet wel BTW afdragen bij verkoop maar alleen over de winst.

Om deze reden zal een zakelijke rijder alleen geïnteresseerd zijn in BTW-auto’s en zijn BTW auto’s dus meer waard voor een ondernemer die deze zakelijke klanten wil bedienen.

(…)”

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

  1. Mag ter bepaling van de verschuldigde BPM worden uitgegaan van de koerslijst AutotelexPro, rekening houdend met een correctie voor marge-auto en zo ja, hoeveel bedraagt die correctie dan?

  2. Leidt het feit dat de auto een ex-verhuurauto betreft tot een aftrek op de waarde volgens de koerslijst?

  3. Dient de naheffingsaanslag te worden vernietigd omdat niet kan worden nageheven ná het belastbare feit?

  4. Heeft de Rechtbank de vergoeding voor de kosten van beroepsmatig verleende bijstand in bezwaar en beroep terecht op € 500 gesteld?

Belanghebbende is van mening dat de eerste, tweede en derde vraag bevestigend en de vierde vraag ontkennend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Ter zitting hebben partijen hieraan het volgende toegevoegd:

De Inspecteur:

Bij de koerslijst XRAY kun je differentiëren naar marge-auto en BTW-auto. Omdat de ervaring leerde dat het verschil tussen XRAY BTW-auto en XRAY marge-auto tussen de 1% en 8% lag, zijn wij in diverse procedures een correctie van 4% op de koerslijst XRAY BTW-auto overeengekomen. Op die manier werd voorkomen dat steeds een nieuwe koerslijst XRAY marge-auto moest worden opgemaakt. Om praktische redenen zijn wij dus een aftrek van 4% overeengekomen. Echter dit geldt alleen voor de koerslijst XRAY, omdat het daar mogelijk is te differentiëren. Bij AutotelexPro kan dat niet, die lijst kent geen onderscheid tussen BTW‑auto’s en marge-auto’s. De directeur zegt ook in zijn brief dat hij daar geen factor aan kan koppelen. De koerslijst AutotelexPro is dus niet geschikt om te hanteren indien je uitgaat van een marge-auto. Dus belanghebbende mag uitgaan van ofwel de koerslijst XRAY BTW‑auto minus 4%, ofwel de koerslijst AutotelexPro maar dan zonder aftrek.

Belanghebbende:

Ik wens de in het hogerberoepschrift ingenomen stelling dat het feit dat de auto een ex‑verhuurauto betreft moet leiden tot een lagere waarde, te handhaven.

De Inspecteur draagt de bewijslast.

Een marge-auto van dit merk en type, met een dergelijk jonge leeftijd (nog geen acht maanden oud) is beduidend minder waard, ongeveer de helft van de BTW, derhalve 10,5%. Ik verdedig dus een aftrek van 10,5% op de koerslijst AutotelexPro.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraken van de Inspecteur en van de naheffingsaanslag. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing