Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27-07-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:3400, 15/01440

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27-07-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:3400, 15/01440

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
27 juli 2017
Datum publicatie
30 augustus 2017
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2017:3400
Zaaknummer
15/01440
Relevante informatie
Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, Rome, 04-11-1950 [Tekst geldig vanaf 01-08-2021] art. 1

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft in 2013 een bedrag aan pseudo-eindheffing hoge lonen (de crisisheffing) afgedragen en stelt dat de verschuldigdheid daarvan in strijd is met artikel 1 Eerste Protocol EVRM. Het Hof verwerpt belanghebbendes grieven onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 29 januari 2016, nr. 15/03090, ECLI:NL:HR:2016:121. Ook de stelling van belanghebbende dat in haar geval sprake is van een individuele buitensporige last, faalt omdat niet gebleken is dat de crisisheffing een excessieve last voor belanghebbende heeft gevormd.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 15/01440

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 13 november 2015, nummer AWB 13/7197, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende na te vermelden afdracht op aangifte.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft aangifte loonheffingen gedaan over het tijdvak 1 maart 2013 tot en met 31 maart 2013 naar een af te dragen bedrag van € 1.025.364. Dit bedrag is door belanghebbende op 26 april 2013 afgedragen. Het tegen deze afdracht gerichte bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak van 8 november 2013 ongegrond verklaard.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 318.

De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 497.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft belanghebbende nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.5.

Met toestemming van partijen heeft het Hof bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

2 Feiten

De Rechtbank heeft de volgende, in hoger beroep niet bestreden, feiten vastgesteld, welke feiten het Hof als vaststaand overneemt:

“2.1. Belanghebbende verricht ontwerp- en productieactiviteiten van technologische industriële pompen.

2.2.

Van het door belanghebbende onder 1.1 genoemde af te dragen bedrag van € 1.025.364 betreft € 95.875 een pseudo-eindheffing hoog loon (hierna ook: crisisheffing) als bedoeld in artikel 32bd van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: de Wet).

2.3.

Belanghebbende heeft over 2012 een totaal loon uit dienstbetrekking aangegeven van € 20.475.163, waarop € 6.813.871 aan loonheffingen is ingehouden. In 2012 had belanghebbende drie werknemers in dienst die een hoger loon uit tegenwoordige dienstbetrekking hadden dan € 150.000, te weten: € 191.370,62 ( [A] ), € 631.350,53 ( [B] ) en € 226.497,66 ( [C] ). De loongegevens van deze werknemers over het jaar 2012 zijn als volgt:

[A]

[B]

[C]

Maand

LnLbPh

Cumulatief

LnLbPh

Cumulatief

LnLbPh

Cumulatief

Januari

€ 9.707,63

€ 9.707,63

€ 17.274,46

€ 17.274,46

€ 12.099,26

€ 12.099,26

Februari

€ 9.757,48

€ 19.465,11

€ 17.274,46

€ 34.548,92

€ 12.099,26

€ 24.198,52

Maart

€ 71.236,59

€ 90.701,70

€ 164.974,46

€ 199.523,38

€ 78.539,25

€ 102.737,77

April

€ 10.083,59

€ 100.785,29

€ 17.974,46

€ 217.497,84

€ 12.539,25

€ 115.277,02

Mei

€ 10.083,59

€ 110.868,88

€ 265.970,29

€ 483.468,13

€ 12.539,25

€ 127.816,27

Juni

€ 11.091,40

€ 121.960,28

€ 17.974,46

€ 501.442,59

€ 12.539,25

€ 140.355,52

Juli

€ 11.091,40

€ 133.051,68

€ 17.974,46

€ 519.417,05

€ 12.539,25

€ 152.894,77

Augustus

€ 11.091,40

€ 144.143,08

€ 17.974,46

€ 537.391,51

€ 12.539,25

€ 165.434,02

September

€ 11.091,40

€ 155.234,48

€ 19.637,02

€ 557.028,53

€ 15.265,91

€ 180.699,93

Oktober

€ 12.045,38

€ 167.279,86

€ 24.774,00

€ 581.802,53

€ 15.265,91

€ 195.965,84

November

€ 12.045,38

€ 179.325,24

€ 24.774,00

€ 606.576,53

€ 15.265,91

€ 211.231,75

December

€ 12.045,38

€ 191.370,62

€ 24.774,00

€ 631.350,53

€ 15.265,91

€ 226.497,66

In maart worden de reguliere bonussen uitbetaald. Het hogere bedrag aan loon in mei 2012 van [B] betreft de verloning van een aandelenplan.

2.4.

Uit de aangiften vennootschapsbelasting van belanghebbende en van de fiscale eenheid waartoe belanghebbende behoort blijkt onder meer het volgende:

Fiscale eenheid

Belanghebbende

Jaar

2012

2013

2012

2013

Winstreserves

€ 109.296.512

€ 120.409.324

€ 74.619.190

€ 89.265.190

Som bedrijfsopbrengsten

€ 131.369.000

€ 113.118.000

€ 131.369.000

€ 113.118.000

Af: lonen en salarissen

€ 25.236.000

€ 25.953.000

€ 25.236.000

€ 25.953.000

Af: overige kosten

€ 85.037.724

€ 62.698.103

€ 83.957.000

€ 62.803.000

Bij: saldo financiële baten en lasten

€ 7.211.605 -/-

€ 6.200.675 -/-

€ 188.000 -/-

€ 646.000 -/-

Resultaat uit gewone bedrijfsvoering

€ 13.883.671

€ 18.266.222

€ 21.988.000

€ 23.716.000

Bij: Resultaat uit deelnemingen

€ 2.115.433 -/-

€ 1.942.590

Saldo fiscale winstberekening

11.768.238

20.208.812

21.988.000

23.716.000

2.5.

In 2011 bedroeg de omzet van belanghebbende € 125.149.000, en de winst voor belasting € 21.494.000. In 2012 waren deze bedragen respectievelijk € 131.369.000 en € 21.988.000.”

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de crisisheffing in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM).

Belanghebbende is van mening dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

In het in 1.4 bedoelde, door belanghebbende ingediende 10-dagenstuk heeft zij naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 29 januari 2016, nr. 15/00340, ECLI:NL:HR:2016:121, haar grief dat de crisisheffing in strijd is met het gelijkheidsbeginsel als bedoeld in artikel 14 van het EVRM en artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, ingetrokken.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot gegrondverklaring van het beroep, tot vernietiging van de uitspraak van de Inspecteur en tot teruggaaf van de afgedragen loonheffingen tot een bedrag van € 95.875. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing