Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-10-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:4426, 16/03798 tot en met 16/03800

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-10-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:4426, 16/03798 tot en met 16/03800

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
12 oktober 2017
Datum publicatie
1 november 2017
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2017:4426
Formele relaties
Zaaknummer
16/03798 tot en met 16/03800
Relevante informatie
Wet op de loonbelasting 1964 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024] art. 12a

Inhoudsindicatie

Artikel 12a Wet LB. Gebruikelijkloonregeling. Belanghebbende geniet een loon uit tegenwoordige en vroegere dienstbetrekking bij de B.V., waarin hij een aanmerkelijk belang heeft. Anders dan belanghebbende betoogt, volgt uit de tekst van artikel 12a van de Wet LB dat het zogenoemde fictief loon moet worden bepaald zonder rekening te houden met loon uit vroegere dienstbetrekking (van hetzelfde lichaam). Doel en strekking van dat artikel is een zakelijk loon uit (tegenwoordige) dienstbetrekking voor de dga te bepalen. Van overkill is geen sprake. Het Hof ziet voorts in het verschil in declarabele uren ten opzichte van eerdere jaren geen aanleiding om uit te gaan van een lager gebruikelijk loon.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 16/03798 tot en met 16/03800

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [plaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de in één geschrift verenigde uitspraken van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 23 augustus 2016, nummers AWB 16/851, 16/1293 en 16/1335, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de hierna vermelde (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen en de daarbij tegelijkertijd gegeven beschikkingen heffingsrente en belastingrente.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] H.17.01 over het jaar 2011 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 113.499, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 200.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 86.347, alsmede, verenigd in één geschrift met de navorderingsaanslag, bij voor bezwaar vatbare beschikking heffingsrente van € 1.928. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak de navorderingsaanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 95.499, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 200.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 86.347, alsmede de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd.

1.2.

Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] H.27.01 over het jaar 2012 een navorderingsaanslag in de IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 120.654 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 91.302, alsmede, verenigd in één geschrift met de navorderingsaanslag, bij voor bezwaar vatbare beschikking belastingrente van € 1.343. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak de navorderingsaanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 102.654 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 91.302, alsmede de beschikking belastingrente dienovereenkomstig verminderd.

1.3.

Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] H.36.01 over het jaar 2013 een aanslag in de IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 118.921, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 200.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 92.148, alsmede, verenigd in één geschrift met de aanslag, bij voor bezwaar vatbare beschikking belastingrente van € 910. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 100.921, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 200.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 92.148, alsmede de beschikking belastingrente dienovereenkomstig verminderd.

1.4.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende telkens een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht met betrekking tot de beroepen over 2012 en 2013, van in totaal € 92, aan hem vergoedt.

1.5.

Tegen deze in één geschrift vervatte uitspraken heeft belanghebbende hoger beroepen ingesteld bij het Hof. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124,00. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 31 augustus 2017 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heer [A] . Te dezer zitting zijn gezamenlijk, doch niet gevoegd, behandeld de hoger beroepzaken van belanghebbende met de kenmerken 16/03798 tot en met 16/03800.

1.7.

Belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het Hof en door tussenkomst van de griffier aan de wederpartij, welke pleitnota met instemming van partijen wordt geacht ter zitting te zijn voorgedragen. De Inspecteur heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

1.8.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.9.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende is directeur en enig aandeelhouder van [B] B.V. (hierna: de B.V.). Belanghebbende is in dienstbetrekking bij de B.V.. Ten behoeve van de B.V. verricht belanghebbende in deeltijd advieswerkzaamheden.

2.2.

De door belanghebbende verrichte werkzaamheden worden tegen een tarief van € 159 per uur aan de klanten van de B.V. in rekening gebracht. In de jaren 2010 tot en met 2013 zijn de volgende uren aan klanten gedeclareerd:

2010

2011

2012

2013

Gedeclareerde uren

751

790

710

652

2.3.

Op 22 april 2011 heeft belanghebbende de leeftijd van 65 jaar bereikt. In verband hiermee is het loon uit de dienstbetrekking bij de B.V. per 1 januari 2011 verlaagd van € 60.000 naar € 30.000 per jaar. Daarnaast ontvangt belanghebbende vanaf april 2011 een pensioenuitkering van de B.V..

2.4.

Belanghebbende heeft in zijn aangiften IB/PVV de volgende bedragen aan loon uit tegenwoordige en vroegere dienstbetrekking bij de B.V. vermeld:

2011

2012

2013

Loon

€ 30.000

€ 30.000

€ 30.000

Pensioenuitkering

€ 26.664

€ 40.000

€ 39.996

Totaal

€ 56.664

€ 70.000

€ 69.996

Uit de door belanghebbende ingediende aangiften IB/PVV over de jaren 2011, 2012 en 2013 volgt een inkomen uit werk en woning van respectievelijk € 83.499, € 90.654 en € 88.921.

2.5.

De Inspecteur heeft een onderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV over de jaren 2011 tot en met 2013 van belanghebbende. Naar aanleiding van de bevindingen van dit onderzoek heeft de Inspecteur zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van de arbeid die belanghebbende heeft verricht voor de B.V. in het economisch verkeer een loon van € 60.000 gebruikelijk is (hierna: het gebruikelijk loon). De Inspecteur heeft vervolgens over de jaren 2011 tot en met 2013 (navorderings)aanslagen opgelegd en daarbij op grond van artikel 12a van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: de Wet LB) het van de B.V. genoten loon uit dienstbetrekking met € 30.000 verhoogd.

2.6.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraken de (navorderings)aanslagen verminderd, in die zin dat het loon uit de dienstbetrekking bij de B.V. is verminderd tot 70% van € 60.000, oftewel € 42.000, vanwege de in artikel 12a van de Wet LB opgenomen doelmatigheidsmarge.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

2011 tot en met 2013

I. Dient bij het bepalen van de hoogte van het loon uit dienstbetrekking bij de B.V. ingevolge artikel 12a van de Wet LB rekening te worden gehouden met de van de B.V. ontvangen pensioenuitkering?

Belanghebbende is van mening dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

2012 en 2013:

II. Heeft de Inspecteur terecht een gebruikelijk loon van € 60.000 in aanmerking genomen?

Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

Tussen partijen is niet in geschil dat het gebruikelijk loon in 2011 ter zake van soortgelijke dienstbetrekkingen met dezelfde deeltijdfactor € 60.000 bedraagt.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Met betrekking tot het jaar 2011 concludeert belanghebbende tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken van de Inspecteur alsmede tot vernietiging van de navorderingsaanslag. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

3.4.

Met betrekking tot het jaar 2012 concludeert belanghebbende tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken van de Inspecteur, primair tot vernietiging van de navorderingsaanslag en subsidiair tot vermindering van de navorderingsaanslag tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 98.454 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 91.302, alsmede dienovereenkomstige vermindering van de beschikking belastingrente. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

3.5.

Met betrekking tot het jaar 2013 concludeert belanghebbende tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken van de Inspecteur, primair tot vermindering van de aanslag tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 88.921, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 200.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 92.148, alsmede dienovereenkomstige vermindering van de beschikking belastingrente en subsidiair tot vermindering van de navorderingsaanslag tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 93.361, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 200.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 92.148, alsmede dienovereenkomstige vermindering van de beschikking belastingrente. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing