Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-10-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:4582, 16/00297

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-10-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:4582, 16/00297

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
19 oktober 2017
Datum publicatie
2 november 2017
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2017:4582
Formele relaties
Zaaknummer
16/00297
Relevante informatie
Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013 [Tekst geldig vanaf 01-01-2014] art. XIX

Inhoudsindicatie

Blijft het tarief van de omzetbelasting van 19% naar 21% ingevolge artikel XIX, vijfde lid, van de Wet uitwerking fiscale maatregelen begrotingsakkoord 2013 buiten toepassing voor de bouwtermijnen die het bouwbedrijf aan belanghebbende heeft gefactureerd en die tussen 1 oktober 2012 en 1 oktober 2013 zijn vervallen op basis van de in 2.10 genoemde aanneemovereenkomst?

Nee, het beroep van belanghebbende op de overgangsregeling faalt. Belanghebbend maakt niet aannemelijk dat er met betrekking tot de onderhavige woningen sprake is van een vóór 28 april 2012 gesloten aanneemovereenkomst.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 16/00297

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende 1] , [belanghebbende 2] B.V. c.s.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 11 maart 2016, nummer 14/6967 inzake het geding tussen:

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende na te noemen beschikking.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is met dagtekening 25 februari 2014, onder aanslagnummer [aanslagnummer] .F.01.3501, over de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2013 een naheffingsaanslag omzetbelasting (hierna: de naheffingsaanslag) opgelegd ten bedrage van € 96.000. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht ten bedrage van € 287.

1.2.

Bij uitspraak van 31 oktober 2014 heeft de Inspecteur het tegen de naheffingsaanslag ingediende bezwaarschrift ongegrond verklaard.

1.3.

Bij brief van 20 november 2014, door de Rechtbank op 21 november 2014 ontvangen, is belanghebbende van de uitspraak op bezwaar in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 328. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Tegen de uitspraak van de Rechtbank heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit hoger beroep heeft de griffier van het Hof van belanghebbende een griffierecht geheven van € 503. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.6.

Bij brief van 24 mei 2017, ingekomen bij het hof op 26 mei 2017, heeft belanghebbende medegedeeld dat zij ter zitting van 15 juni 2017 als getuige de heer H.G.S.M. [P] zal meebrengen. De brief is vóór de zitting door de griffier van het hof in afschrift aan de Inspecteur verzonden.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 15 juni 2017 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar zijn verschenen en gehoord namens belanghebbende de heer [A] en als gemachtigde van belanghebbende, de heer [B] , bijgestaan door de heer [C] . Namens de Inspecteur zijn verschenen de heer [D] en de heer [E] .

1.8.

Partijen hebben te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

1.9.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.10.

Van het onderzoek ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden komen vast te staan:

2.1.

Een rechtsvoorganger van [belanghebbende 1] heeft in 2010 in samenwerking met de gemeente [F] een plan opgesteld voor de vernieuwing van de [G-wijk] in [F] . Begin 2011 heeft de selectie van de aannemer plaatsgevonden.

2.2.

Op 8 september 2011 hebben belanghebbende en [H] B.V. (hierna: [H] ) een overeenkomst genaamd “Samenwerkingsovereenkomst Wijkvernieuwing [G-wijk] ” gesloten met als doel om na sloop van de aanwezige woningen te komen tot de ontwikkeling en realisatie van 148 nieuwe woningen. Doelstelling van de samenwerkingsovereenkomst was:

“(…) om na sloop van de aanwezige woningen te komen tot de ontwikkeling en realisatie van 148 nieuwe woningen (…) het geheel overeenkomstig de voorwaarden en eisen zoals vastgelegd in de brief d.d. 4 maart 2011 inclusief het programma van eisen en overige bijlagen van Woonproject [F] B.V. en aanvullingen d.d. 4 april 2011.”

2.3.

De samenwerkingsovereenkomst vermeldt een beschikbaar budget inclusief honoraria, sloopkosten, aansluitkosten, bouwleges, enz., op basis van 130 nieuwe woningen van € 16.200.000 exclusief omzetbelasting.

2.4.

Artikel 5 van de samenwerkingsovereenkomst luidt:

”Realisatieovereenkomst/contractvorming

Partijen verplichten zich om zich zodanig in te spannen dat er uiterlijk 15 oktober 2011 overeenstemming is over de definitieve aanneemsom en relevante gegevens, zodat deze overeenkomst kan worden vervangen door een realisatieovereenkomst met daarbij behorende contractstukken”.

2.5.

Artikel 6 van de samenwerkingsovereenkomst bevat onder meer een ontbindende voorwaarde voor het geval dat partijen onverhoopt niet uiterlijk 15 september 2011 tot overeenstemming konden komen over de voorwaarden/prijscondities van de realisatie-overeenkomst. Dan zou de overeenkomst kunnen worden ontbonden.

2.6.

Op 25 november 2011 is [H] begonnen met de sloop van de bestaande woningen. Met dagtekening 24 november 2011, 22 december 2011 en 1 februari 2012 heeft [H] drie facturen aan belanghebbende uitgereikt. De facturen vermelden als omschrijving 1e resp. 2e en 3e termijn voorbereidingskosten en

“Betreft: Herbouw [G-wijk] [F] ”.

2.7.

De heffing van omzetbelasting is verlegd naar belanghebbende. Volgens de facturen is het loonbestanddeel daarin 35%.

2.8.

In een verslag van de vergadering van de Raad van Commissarissen en de directie van 1 februari 2012 van belanghebbende is een “Overzicht projecten die geaccordeerd is in de RvC van [belanghebbende 1] op 1 februari 2012" opgenomen. In het overzicht is, voor zover hier van belang, vermeld:

Nr Bouwproject Plaats Stand van zaken Aannemer Status RvC

3 [J] 1e fase [F] aanbesteed [H] Afgerond

3 [J] 2e fase [F] aanbesteed [H] Afgerond

3 [J] 3e fase [F] aanbesteed [H] Afgerond

2.9.

In maart 2012 is de aanvraag voor de omgevingsvergunning door [H] ingediend. In april 2012 is de gemeente gestart met het bouwrijp maken van fase 1 van project [G-wijk] .

2.10.

Belanghebbende heeft met [H] een overeenkomst gesloten genaamd “aanneemovereenkomst 148 woningen ‘ [J] ’ [F] ” (hierna: de Aanneemovereenkomst) voor de realisatie van 148 nieuwe huur- en koopwoningen inclusief bijkomende werkzaamheden in het [J] te [F] voor een totaalprijs van € 20.292.596. De Aanneemovereenkomst is gedagtekend 3 juli 2012. In de overeenkomst is vermeld dat de aannemingssom in overeenstemming is met de ‘recapitulatie aannemer’ d.d. 2 juli 2012.

2.11.

Met ingang van 1 oktober 2012 is het normale tarief van de omzetbelasting verhoogd van 19% naar 21%. Belanghebbende is in haar aangiften omzetbelasting in verband met het woonproject [F] uitgegaan van een tarief van 19%, ook voor de bedragen die [H] na 1 oktober 2012 aan haar heeft gefactureerd. Belanghebbende heeft geen aftrek van voorbelasting geclaimd voor de huurwoningen van het project.

2.12.

Bij brief van 10 december 2013 heeft belanghebbende de Inspecteur verzocht een naheffingsaanslag omzetbelasting over de tijdvakken 4e kwartaal 2012 tot en met 3e kwartaal 2013 ten bedrage van € 96.000 op te leggen. Dit bedrag is gelijk aan het verschil tussen 19% en 21% omzetbelasting over de bouwtermijnen die [H] aan belanghebbende in rekening heeft gebracht en die tussen 1 oktober 2012 en 1 oktober 2013 zijn vervallen.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de verhoging van het tarief van de omzetbelasting van 19% naar 21% ingevolge artikel XIX, vijfde lid, van de Wet uitwerking fiscale maatregelen begrotingsakkoord 2013 (hierna: de Wet) buiten toepassing blijft voor de bouwtermijnen die [H] aan belanghebbende heeft gefactureerd en die tussen 1 oktober 2012 en 1 oktober 2013 zijn vervallen op basis van de in 2.10 genoemde aanneemovereenkomst. Het bedrag van de naheffingsaanslag is niet in geschil.

3.2.

Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de Inspecteur ontkennend.

3.3.

Belanghebbende stelt dat de onderhavige woningen aan haar zijn geleverd ingevolge een overeenkomst die zij en [H] vóór 28 april 2012 hebben gesloten. De Inspecteur stelt dat de aanneemovereenkomst pas op 3 juli 2012, de datum van ondertekening, tot stand is gekomen.

3.4.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.5.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de bestreden uitspraak van de Inspecteur en van de naheffingsaanslag alsmede de beschikking belastingrente. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing