Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-12-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:5858, 14/01002 tot en met 14/01006

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-12-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:5858, 14/01002 tot en met 14/01006

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
21 december 2017
Datum publicatie
25 januari 2018
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2017:5858
Zaaknummer
14/01002 tot en met 14/01006

Inhoudsindicatie

Beslissing na verwijzing HR 24 oktober 2014, nr. 14/01601, ECLI:NL:HR:2014:3016.

Rijnvarende. Rijnvarendenverdrag (Verdrag betreffende de sociale zekerheid van rijnvarenden; Trb. 1981, 43) en Verordening EEG nr. 1408/71.

E-106 verklaring is geen R-formulier (als bedoeld in het besluit nummer 2 van het Administratief Centrum voor de sociale zekerheid van Rijnvarenden van 2 maart 1989, het besluit nummer 3 van het Administratief Centrum voor de sociale zekerheid van Rijnvarenden van 13 oktober 1989 en het besluit nummer 4 van het Administratief Centrum voor de sociale zekerheid van Rijnvarenden 27 maart 1990).

Hof is van oordeel dat aan de heffing van de premie volksverzekeringen niet in de weg staat dat Nederland vóór deze heffing niet de wegen heeft bewandeld van de regularisatie (artikel 13 van het Rijnvarendenverdrag) of de geschilbeslechting (artikel 86 van het Rijnvarendenverdrag).

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 14/01002 tot en met 14/01006

Uitspraak – na verwijzing door de Hoge Raad - op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

en op het incidenteel hoger beroep van

de heer [belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de in één geschrift verenigde uitspraken van de Rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank) van 20 maart 2012, nummer AWB 09/4493, 09/4494, 09/4495, 10/2345 en 10/2686, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de Inspecteur,

betreffende na te noemen aanslagen.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2005 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 28.519. Tevens is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht tot een bedrag van € 839. Deze aanslag en deze beschikking zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur, gehandhaafd.

1.2.

Tevens zijn aan belanghebbende aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd over de jaren 2003, 2004, 2006 en 2007. Tevens is bij beschikkingen heffingsrente in rekening gebracht. De aanslagen 2003 en 2004 zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur, verminderd. De uitspraken met betrekking tot de aanslagen en de beschikking zijn in één geschrift verenigd. De aanslagen 2006 en 2007 zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd. De uitspraken met betrekking tot de aanslagen en de beschikkingen zijn in één geschrift verenigd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende driemaal een griffierecht geheven van € 41. De Rechtbank heeft bij uitspraak van 20 maart 2012, AWB 09/4493, 09/4494, 09/4495, 10/2345 en 10/2686, ECLI:NL:RBARN:2012:BW0470 het beroep gegrond verklaard en de aanslagen en de heffingsrentebeschikkingen verminderd, omdat naar het oordeel van de Rechtbank belanghebbende voor de jaren 2003, 2004, 2006 en 2007 geen premie volksverzekeringen in Nederland is verschuldigd en omdat belanghebbende voor het jaar 2005 uitsluitend premie volksverzekeringen in Nederland is verschuldigd over de periode 8 juli 2005 tot en met 31 december 2005.

1.3.

Tegen deze in één geschrift verenigde uitspraken heeft de Inspecteur hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Belanghebbende heeft incidenteel hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft het incidenteel hoger beroep beantwoord.

1.5.

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft bij in één geschrift verenigde uitspraken van 18 februari 2014, 12/00236 tot en met 12/00240, ECLI:NL:GHARL:2014:1294 de uitspraak van de Rechtbank vernietigd voor zover daarbij de aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2005 en de daarbij behorende beschikking heffingsrente is verminderd, de aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2005 verminderd tot een aanslag berekend naar een premie-inkomen van nihil onder handhaving van de overige elementen van de aanslag, de in rekening gebrachte heffingsrente dienovereenkomstig verminderd, de uitspraak van de Rechtbank voor het overige bevestigd, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten en verstaan dat van de Inspecteur een griffierecht wordt geheven.

1.6.

De staatssecretaris van Financiën heeft tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake 2005 beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft bij arrest van 24 oktober 2014, nr. 14/01601, ECLI:NL:HR:2014:3016 (hierna: het verwijzingsarrest) het beroep in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden [naar het Hof begrijpt: inzake 2005] vernietigd en het geding verwezen naar dit Hof ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest.

1.7.

De Inspecteur is door het Hof in de gelegenheid gesteld op het verwijzingsarrest te reageren, hetgeen hij heeft gedaan bij een op 12 januari 2015 door het Hof ontvangen (ongedateerde) conclusie. Belanghebbende is door het Hof in de gelegenheid gesteld op het verwijzingsarrest alsmede de conclusie van de Inspecteur te reageren, hetgeen hij heeft gedaan bij conclusie van 4 februari 2015.

1.8.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft de Inspecteur vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.9.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 19 februari 2016 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A] als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heren [D] , [C] , [B] , [E] en [F] .

1.10.

Belanghebbende heeft een pleitnota voorgedragen en een exemplaar daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. Zonder bezwaar van de wederpartij heeft hij bij zijn pleitnota een bijlage overgelegd.

1.11.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.

1.12.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Voor de vaststaande feiten neemt het Hof over hetgeen is vermeld onder 2.1, onder 2.7 tot en met 2.10 en 2.14 en 2.15, van de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, welke vermeldingen als vaststaande feiten worden overgenomen en als hier herhaald en ingelast moeten worden beschouwd. Tevens worden de in het verwijzingsarrest onder 2.1 tot en met 2.1.4 vermelde feitelijke uitgangspunten als hier herhaald en ingelast beschouwd.

Het Hof stelt voorts de volgende feiten vast als tussen partijen niet in geschil, dan wel door de ene partij gesteld en door de andere niet, althans onvoldoende, weersproken:

2.1.

Voor de jaren 2008 tot en met 2010 is een zogenoemde regularisatieovereenkomst op de voet van artikel 13 van het Rijnvarendenverdrag (Verdrag betreffende de sociale zekerheid van rijnvarenden; Trb. 1981, 43) gesloten, waarin is bepaald dat Luxemburgs sociaal verzekeringsrecht van toepassing is. Voor de periode 8 juli 2005 tot en met 31 december 2005 is op 20 augustus 2010 en 3 mei 2012 bij de Sociale verzekeringsbank (hierna: SVB) een regularisatieverzoek ingediend. Ten tijde van het onderzoek ter zitting had de SVB nog niets laten horen.

2.2.

Belanghebbende heeft aangifte IB/PVV over het jaar 2005 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 27.392. In zijn aangifte heeft belanghebbende verzocht om vrijstelling van premieheffing volksverzekeringen. Bij de aanslagregeling is de vrijstelling niet verleend. Voorts is door de Inspecteur de volgende correctie toegepast:

Aangegeven verzamelinkomen € 27.392

Bij: loon [P] SA € 570

Bij: loon [H] € 557

Vastgesteld verzamelinkomen € 28.519.

2.3.

Belanghebbende heeft (onder meer) bezwaar gemaakt tegen het niet-verlenen van de vrijstelling premie volksverzekeringen in het onderhavige jaar. De Inspecteur heeft dit bezwaar ongegrond verklaard.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Tussen partijen is in geschil in welk land belanghebbende verzekerd is voor de sociale verzekeringen over 8 juli 2005 tot en met 31 december 2005. Belanghebbende bepleit dat hij in Luxemburg verzekerd is, volgens de Inspecteur is dat Nederland. De Inspecteur heeft tijdens het onderzoek ter zitting uitdrukkelijk bevestigd dat slechts de periode 8 juli 2005 tot en met 31 december 2005 in geschil is.

3.2.

Het geschil spitst zich toe op de volgende vragen:

I. Indien het Rijnvarendenverdrag van toepassing zou zijn: wie is de exploitant van het schip, casu quo behoort het schip tot de onderneming van [H] of tot de onderneming van [Q] B.V. (hierna: [Q] ) in de zin van artikel 11, tweede lid, van het Rijnvarendenverdrag?

II. Dient aan de E-106 verklaringen en/of de E-104 verklaring de conclusie te worden verbonden dat belanghebbende een vrijstelling van premie volksverzekeringen toekomt?

3.3.

Belanghebbende bepleit als antwoord op vraag I dat [H] de exploitant van het schip is; de Inspecteur bepleit dat [Q] als exploitant moet worden aangemerkt.

3.4.

Vraag II wordt door belanghebbende bevestigend, en door de Inspecteur ontkennend beantwoord.

3.5.

In hoger beroep voert belanghebbende niet (langer) afzonderlijke grieven aan tegen de heffingsrente.

3.6.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.7.

De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot ongegrondverklaring van het bij de Rechtbank ingestelde beroep. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraak op bezwaar, en tot vermindering van de aanslag zodanig dat daarin niet een bedrag aan premie volksverzekeringen begrepen zal zijn.

4 Gronden

5 Beslissing