Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-01-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:89, 15/01246

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-01-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:89, 15/01246

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
12 januari 2017
Datum publicatie
16 maart 2017
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2017:89
Zaaknummer
15/01246

Inhoudsindicatie

Aanslag precariobelasting in verband met een luifel die boven de gemeentegrond hangt ten onrechte opgelegd aan de huurder (winkelier) van het pand. In de verordening is bepaald dat wanneer een vergunning is verleend, de vergunninghouder belastingplichtig is, tenzij hij het voorwerp niet heeft. In casu is in het verleden een bouwvergunning verleend. De eigenaar van het pand is belastingplichtig. De aanslag is ten onrechte opgelegd aan belanghebbende.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 15/01246

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] VOF,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 12 oktober 2015, nummer SHE 15/590 in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven

hierna: de Heffingsambtenaar,

betreffende de hierna vermelde aanslag.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag precariobelasting met aanslagnummer [aanslagnummer] opgelegd ter zake van een luifel, van € 2.512,50, waarvan een bedrag van € 2.275,50 betrekking heeft op een luifel. De aanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Heffingsambtenaar verminderd tot een aanslag van € 2.151,80, waarvan € 2.091 betrekking heeft op de luifel.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 331.

De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 497.

De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd en de Heffingsambtenaar heeft schriftelijk gedupliceerd.

1.5.

De zitting heeft plaatsgehad op 18 november 2016 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A] , vennoot in belanghebbende en de heer [B] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, mevrouw [C] .

1.6.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.7.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende huurt het pand [adres] 18 te [vestigingsplaats] . Zij exploiteert in dit pand een drogisterijwinkel. Het pand betreft het hoekpand op de begane grond van een gebouw met vier etages appartementen. Aan het pand zit aan de voorzijde en aan de rechterzijde een luifel, die ongeveer twee meter boven openbaar gebied hangt en het zicht op de appartementen enigszins afschermt.

2.2.

Belanghebbende huurt het pand van [D] BV, die het pand huurt van [E] BV, die het pand op haar beurt huurt van de eigenaar.

2.3.

Voor de volledige onroerende zaak is door de Gemeente Eindhoven op [datum] 1973 een bouwvergunning verleend. In de vergunning is het volgende vermeld:

“overwegende, dat het plan in strijd is met het bestemmingsplan [F] , omdat gedeeltelijk zal worden gebouwd op voor expeditiegang en voor kantoren en kleine bedrijven bestemde grond, terwijl tevens de rooilijn gedeeltelijk wordt overschreden;

bovendien worden plaatselijk 4 bouwlagen opgericht terwijl er 3 zijn voorgeschreven;

(...)

BESLUITEN:

Adressant overeenkomstig de hiertoe ingediende aanvrage om bouwvergunning:

I. a. ontheffing te verlenen van de voorschriften behorende bij het bestemmingsplan [F] ;

b. vrijstelling te verlenen van artikel 62, eerste lid, sub c, van de bouwverordening;

II. de gevraagde vergunning te verlenen (...)”

2.4.

De luifel is meegenomen in de bouwvergunning van [datum] 1973. Een precariovergunning op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening is voor de luifel niet verleend.

2.5.

De Verordening op de heffing en de invordering van de precariobelasting 2014 (hierna: de Verordening) luidt, voor zover van belang, als volgt:

Artikel 1. Aard en voorwerp van de heffing.

Onder de naam “precariobelasting” wordt een directe belasting geheven terzake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 2. Begripsbepalingen.

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

(...)

Vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben.

(...)

Artikel 3. Belastingplicht.

1. De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

2. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.”

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of belanghebbende ter zake van de luifel belastingplichtig is voor de precariobelasting.

Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak van de Heffingsambtenaar en vermindering van de aanslag naar een bedrag van € 60,80. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing