Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-03-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:1245, 16/00301

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-03-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:1245, 16/00301

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
22 maart 2018
Datum publicatie
19 april 2018
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2018:1245
Zaaknummer
16/00301
Relevante informatie
Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 01-04-2023 tot 01-01-2024] art. 227

Inhoudsindicatie

Verordening reclamebelasting onverbindend. Gemeente hanteert ten onrechte een van artikel 227 Gemeentewet afwijkende definitie van het begrip “openbare weg”.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 16/00301

Uitspraak op het hoger beroep van

de heer [belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 18 maart 2016, nummer BRE 14/7461 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg

hierna: de Heffingsambtenaar,

betreffende de hierna vermelde aanslag reclamebelasting.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is met dagtekening 30 juni 2014 onder vorderingnummer [nummer] een aanslag in de reclamebelasting over het jaar 2014 opgelegd ten bedrage € 250. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45.

De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124.

De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd. De Heffingsambtenaar heeft niet gedupliceerd.

1.5.

De zitting van de enkelvoudige kamer heeft plaatsgehad op 11 januari 2018 te

‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, de heer [A] .

1.6.

Het Hof heeft het onderzoek ter zitting geschorst en daarbij bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat en dat de zaak wordt verwezen naar de meervoudige kamer.

1.7.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

1.8.

Vervolgens heeft het Hof de Heffingsambtenaar verzocht schriftelijk inlichtingen te geven, aan welk verzoek hij heeft voldaan bij brief van 31 januari 2018. Belanghebbende heeft vervolgens gereageerd bij brief van 14 februari 2018.

1.9.

Met toestemming van partijen heeft het Hof bepaald dat de nadere zitting achterwege blijft. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van het object gelegen aan de [adres] 211-12 te [plaats] . Dit object betreft een bedrijfsunit - onderdeel van bedrijfsverzamelgebouw ‘ [B] ’ - dat is gelegen op het bedrijventerrein [C] . In dit pand is administratiekantoor ‘ [D] ’ gevestigd. Naast de voordeur is middels raambestickering de volgende openbare aankondiging gedaan:

“administratiekantoor [D]

• Aangiftes

• Administraties

• Adviezen

• Verhuur vergaderinstructieruimte

T: [telefoonnummer]

E: [emailadres] .nl”.

2.2.

Aan belanghebbende is met dagtekening 30 juni 2014 een aanslag reclamebelasting over het jaar 2014 opgelegd van € 250. Het hiertegen gerichte bezwaar is bij uitspraak op bezwaar van 24 november 2014 ongegrond verklaard.

2.3.

De rechthebbenden tot het bedrijventerrein noch de raad van de gemeente Tilburg hebben aan de wegen op dit terrein de bestemming openbare weg gegeven.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de onder 2.1 vermelde openbare aankondiging zichtbaar is vanaf de openbare weg.

Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak op bezwaar en de aanslag. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden