Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-03-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:1397, 16/03864 en 16/03865

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-03-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:1397, 16/03864 en 16/03865

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
30 maart 2018
Datum publicatie
4 mei 2018
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2018:1397
Formele relaties
Zaaknummer
16/03864 en 16/03865

Inhoudsindicatie

Geen aftrek voorbelasting gefactureerde advocaatkosten voor zover deze zien op procedures van de DGA van belanghebbende. Causaal verband tussen de kosten van de diensten van de advocaten ter zake van de procedures van de DGA en de economische activiteit van belanghebbende (zonder de onderneming zouden er geen juridische procedures zijn geweest) is geen rechtstreeks en onmiddellijk verband in de zin van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de EU.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 16/03864 en 16/03865

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] BV,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

en het incidenteel hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 27 september 2016, nummer BRE 16/1085 en 16/1402 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de Inspecteur,

betreffende na te melden naheffingsaanslagen omzetbelasting en de daarbij gegeven boete- en heffingsrente-,danwel belastingrentebeschikkingen.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn de volgende naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd:

 onder aanslagnummer [aanslagnummer 1] over het tijdvak 1 januari 2010 t/m 31 december 2011 tot een bedrag van € 1.972. Tevens is bij beschikking een verzuimboete vastgesteld van € 197 en is heffingsrente in rekening gebracht van € 236;

 onder aanslagnummer [aanslagnummer 2] over het tijdvak 1 januari 2012 t/m 31 december 2014 tot een bedrag van € 6.099. Tevens is bij beschikking een verzuimboete van € 609 vastgesteld en is belastingrente in rekening gebracht van € 269.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2010 t/m 31 december 2011 verminderd tot € 1.315, de boete verminderd tot € 131 en de heffingsrente verminderd tot € 158. De naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2012 t/m 31 december 2014 is verminderd tot € 4.066, de boete tot € 406 en de belastingrente verminderd tot € 179.

1.3.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 334.

De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard voor zover ze zien op de kostenvergoeding in bezwaar, de uitspraken op bezwaar vernietigd voor zover daarbij geen kostenvergoeding voor de bezwaarfase is toegekend, de beroepen voor het overige ongegrond verklaard, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van bezwaar en beroep van belanghebbende ten bedrage van € 1.238 en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 334 aan deze vergoedt.

1.4.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 503. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De Inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. Belanghebbende heeft het incidentele hoger beroep beantwoord.

1.6.

De zitting heeft plaatsgehad op 9 februari 2018 te ‘s-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord namens belanghebbende, de heer [A] en mevrouw [B] , vergezeld van de gemachtigde van belanghebbende, mevrouw [C] , verbonden aan [D] advocaten en belastingadviseurs, alsmede, namens de Inspecteur, de heer [E] , mevrouw [F] en de heer [G] .

1.7.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.8.

Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende had een groothandel in technische apparaten en toebehoren. De heer [A] is directeur grootaandeelhouder (DGA) van belanghebbende.

2.2.

Belanghebbende heeft in (onder meer) de jaren 2010-2014 aangiften omzetbelasting ingediend waarbij zij verzoekt om teruggave van voorbelasting en waarop zij geen verschuldigde omzetbelasting heeft aangegeven. Deze aangiften hebben geresulteerd in teruggaven.

2.3.

De Inspecteur heeft een boekenonderzoek ingesteld, waarvan de resultaten zijn vastgelegd in een rapport van 20 april 2015. Het onderzoek heeft zich onder meer gericht op de aftrek van voorbelasting op advies- en advocaatkosten (hierna: advocaatkosten). Het gaat om de volgende bedragen aan voorbelasting:

Jaar

[D]

De Bont

Stibbe

Totaal

2010

€ 1.897

0

0

€ 1.897

2011

€ 588

€ 1.900

0

€ 2.488

2012

€ 1.702

€ 1.900

0

€ 3.602

2013

€ 3.091

0

0

€ 3.091

2014

€ 1.930

0

€ 4.935

€ 6.865

Totaal

€ 9.208

€ 3.800

€ 4.935

€ 17.943

2.4.

De Inspecteur is tot de conclusie gekomen dat 45% van de in 2.3. genoemde bedragen aan voorbelasting niet in aftrek had mogen worden gebracht, en heeft daarop de onderhavige naheffingsaanslagen omzetbelasting, verzuimboeten, beschikking heffingsrente en beschikking belastingrente opgelegd.

2.5.

Bij de uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de bezwaren gedeeltelijk gegrond verklaard en het percentage voorbelasting waarvoor aftrek wordt geweigerd verminderd naar 30%. De naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2011 is verminderd tot een bedrag van € 1.315, de boete tot € 131 en de beschikking heffingsrente tot € 158. De naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2014 is verminderd tot een bedrag van € 4.066, de boete tot € 406 en de beschikking belastingrente tot € 179. De Inspecteur heeft bij de uitspraak op bezwaar geen kostenvergoeding toegekend.

2.6.

De Inspecteur heeft op het verzoek om vergoeding van kosten van bezwaar beslist bij brief van 5 januari 2016 en een vergoeding van in totaal € 244 toegekend. De uitspraak op bezwaar is gedagtekend 22 januari 2016.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

  1. Zijn de naheffingsaanslagen ten onrechte of tot een te hoog bedrag opgelegd?

  2. Heeft de Inspecteur het vertrouwensbeginsel geschonden?

  3. Zijn de boeten ten onrechte of tot een te hoog bedrag opgelegd?

  4. Heeft belanghebbende recht op vergoeding van kosten van bezwaar en van proceskosten in beroep?

Belanghebbende is van mening dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Partijen hebben hieraan ter zitting zakelijk weergegeven het volgende toegevoegd:

Gemachtigde:

Wij verzoeken om forfaitaire vergoeding van proceskosten. Er zijn geen diensten verricht aan de directeur-grootaandeelhouder (DGA) als zodanig. De stukken van belanghebbende zijn gekopieerd naar de procedures van de DGA. De diensten zijn verleend aan belanghebbende. De werkzaamheden ten behoeve van de DGA zijn dusdanig van ondergeschikt belang, dat daarvoor niet apart kosten in rekening zijn gebracht. Daarvoor zijn geen uren voor bijgehouden. Voor de betrokken advocaten was volstrekt helder dat het ging om belanghebbende. Als het geschil betreffende belanghebbende zou worden opgelost, vervielen ook de aanslagen van de DGA. De gemaakte uren zijn alleen geregistreerd op naam van belanghebbende. Wij procedeerden om te realiseren dat de kosten van belanghebbende in aftrek mochten worden gebracht. Indien die aftrek zou worden toegestaan, dan verviel automatisch ook de uitdeling van winst die aan de DGA was toegerekend.

Ten aanzien van het vertrouwensbeginsel: Die facturen waren al bekend bij de Inspecteur. Dit waren echt de enige kosten. Daarover is nooit een opmerking gemaakt; alles is gevolgd. Er is constant een briefwisseling met de Belastingdienst geweest. Waarom is er niet eerder gehandeld? Door steeds de aangiften te volgen, is vertrouwen gewekt.

Zo al iets van de in rekening gebrachte kosten betrekking heeft op de DGA, is dat hoogstens 5% omdat een naam moet worden gewijzigd. De werkzaamheden zijn te verwaarlozen.

Tijdens de zitting bij de Rechtbank was ik me niet bewust van de toekenning van kosten bezwaar. Naar de kennis van toen heeft de Rechtbank terecht die kosten bezwaar toegekend; de Inspecteur en ik hadden het samen niet scherp. Nu is duidelijk dat de kosten van bezwaar wel waren toegekend. Alles terugdraaien doet echter geen recht aan de situatie. Ik ben het er wel mee eens dat de kosten van bezwaar maar een maal toegekend mogen worden.

Inspecteur:

Voor de vennootschapsbelasting is aftrek van kosten geweigerd, dat impliceert ook correcties in de inkomstenbelasting. Wie zegt mij dat de procedure voor de inkomstenbelasting niet leidend was? En de processtukken feitelijk zijn gekopieerd naar de procedure voor de BV?

Wij hebben in de bezwaarfase en bij de Rechtbank een compromisvoorstel gedaan. We hebben het percentage dat ziet op de procedures van de DGA al verminderd van 45% naar 30%. We hebben echt geprobeerd om eruit te komen. Op het verzoek om vergoeding van kosten bezwaar is beslist op 5 januari 2016, de uitspraak op bezwaar is gedagtekend 22 januari 2016.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, ongegrondverklaring van het incidenteel hoger beroep, vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank, van de uitspraken van de Inspecteur, van de naheffingsaanslagen, boetebeschikkingen en beschikkingen heffingsrente respectievelijk belastingrente en vergoeding van de proceskosten in beroep en hoger beroep. De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep, gegrondverklaring van het incidenteel hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en ongegrondverklaring van het bij de Rechtbank ingestelde beroep.

4 Gronden

5 Beslissing