Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 03-05-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:1971, 17/00649

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 03-05-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:1971, 17/00649

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
3 mei 2018
Datum publicatie
19 juli 2018
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2018:1971
Formele relaties
Zaaknummer
17/00649

Inhoudsindicatie

MRB. Auto met Duits kenteken op naam van echtgenote van belanghebbende stond vóór de dag van de politiecontrole niet aan belanghebbende ter beschikking.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 17/00649

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [plaats 1] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 4 augustus 2017, nummer BRE 16/7269, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de hierna vermelde naheffingsaanslag.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] over de periode 1 januari 2012 tot en met 26 januari 2016 een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd ten bedrage van € 7.001. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak de naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag verminderd tot € 6.801 en heeft gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 46 vergoedt.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 16 februari 2018 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, [A 1] .

1.6.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.7.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Tijdens een politiecontrole op 15 december 2015 omstreeks 23:24 uur is geconstateerd dat met een motorrijtuig van het merk [merk 1] met het Duitse kenteken [kenteken] (hierna: de auto) gebruik is gemaakt van de openbare weg in Nederland in de [adres] te [plaats 1] . De auto werd bestuurd door belanghebbende. Het kenteken van de auto stond op naam van zijn echtgenote, mevrouw [B] , geboren te [plaats 2] , met de Duitse nationaliteit.

2.2.

Belanghebbende heeft tijdens de politiecontrole zijn echtgenote erbij gehaald. In het rapport dat de verbalisanten naar aanleiding van de politiecontrole opmaakten staat onder meer vermeld:

‘Ook staat [B] ingeschreven in het GBA van de gemeente Eindhoven . [B] vertelde dat zij al meer dan 5 jaar op het adres woonachtig is en dat de auto op het adres staat van haar moeder in Duitsland en dat zij ook staat ingeschreven in Duitsland. Het was mogelijk om je in te laten schrijven in twee landen. [B] zei ook dat zij normaal gesproken werkzaam is in Duitsland maar nu al een langere tijd geen werk had en dus al een tijd met haar Duits gekentekend voertuig in Nederland rondrijd. [B] gaf aan dat zij niet wist dat dit niet mocht en dat ze op deze manier geen belasting deed betalen. [B] gaf aan dat de belasting in Duitsland net zo hoog was als die in Nederland. Ze zag dan ook niet het probleem. [B] geadviseerd om het voertuig te importeren naar Nederland en voor het voertuig een Nederlands kenteken aan te vragen. Tevens aan [B] laten weten dat wij de belastingdienst hierover in kennis gingen stellen en dat er mogelijk een naheffing ging volgen.’.

2.3.

Belanghebbende staat sinds 21 juni 1974 ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, thans basisregistratie personen, met een woonadres in Nederland. Belanghebbende is in ieder geval sinds 2012, eigenaar van een auto, een [merk 2] , met Nederlands kenteken.

2.4.

Met dagtekening 18 juli 2016 is aan belanghebbende de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 26 januari 2016. Het bezwaar van belanghebbende daartegen is afgewezen.

2.5.

Ter zitting bij de Rechtbank heeft de Inspecteur gesteld dat ten onrechte is nageheven tot en met 26 januari 2016, in plaats van tot en met 14 december 2015, en dat de naheffingsaanslag daarom moet worden verminderd tot € 6.801. De Rechtbank heeft dienaangaande het beroep gegrond verklaard, de naheffingsaanslag verminderd tot € 6.801 en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 46 vergoedt.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslag. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing