Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-01-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:203, 17/00620

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-01-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:203, 17/00620

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
19 januari 2018
Datum publicatie
9 februari 2018
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2018:203
Formele relaties
Zaaknummer
17/00620

Inhoudsindicatie

Verzoek immateriële schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn wordt afgewezen. Het hof acht bijzondere omstandigheden aanwezig die aanleiding vormen de redelijke termijn van 24 maanden te verlengen met 18 maanden. Dit betreft de periode die belanghebbende nodig heeft gehad het bezwaar te motiveren. Dat de Inspecteur niet terstond heeft gereageerd op het verzoek van belanghebbende om nader uitstel van de termijn voor motiveren, doet aan dit oordeel niet af.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 17/00620

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 28 juli 2017, nummer BRE 16/2208, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de hierna vermelde naheffingsaanslag en beschikkingen.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd van € 4.816 aan belasting (hierna: de naheffingsaanslag). Voorts is bij beschikking een vergrijpboete van € 2.408 opgelegd en belastingrente ten bedrage van € 166 in rekening gebracht. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij in één geschrift verenigde uitspraken de naheffingsaanslag verminderd naar € 3.771 aan belasting en de vergrijpboete verminderd naar € 1.855, onder dienovereenkomstige vermindering van de beschikking belastingrente. De Inspecteur heeft daarbij tevens een kostenvergoeding voor de bezwaarfase toegekend van € 488.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 168. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd behoudens de beslissing omtrent de kostenvergoeding voor de bezwaarfase, de naheffingsaanslag en beschikkingen vergrijpboete en belastingrente vernietigd, het verzoek om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen, de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende veroordeeld tot een bedrag van € 1.237,50 en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 168 vergoedt.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 250.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

De zitting heeft plaatsgehad op 20 december 2017 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A] , adviseur te [B] , als gemachtigde van belanghebbende, vergezeld door [C] , alsmede, namens de Inspecteur, de heer [D] en [E] .

1.5.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.6.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

De naheffingsaanslag en de beschikkingen zijn opgelegd op 11 februari 2014. Belanghebbende heeft hiertegen op 27 februari 2014 pro forma bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft bij brief van 7 maart 2014 belanghebbende gevraagd het bezwaar te motiveren voor 7 april 2014. Bij brief van 2 april 2014 heeft belanghebbende de Inspecteur verzocht om uitstel van de verleende termijn voor het motiveren met tenminste vier weken. De Inspecteur heeft hier niet op gereageerd.

2.2.

Per mail van 23 september 2015 en 8 oktober 2015 verzoekt de Inspecteur het bezwaar te motiveren. Op 8 oktober 2015 vraagt belanghebbende de Inspecteur om nadere bewijsstukken. De Inspecteur verstrekt deze op 23 oktober 2015 en vraagt belanghebbende het bezwaar te motiveren uiterlijk 15 november 2015. Belanghebbende motiveert het bezwaar op 9 november 2015.

2.3.

De Inspecteur stuurt belanghebbende op 21 december 2015 de voorgenomen uitspraken op bezwaar en stelt belanghebbende in de gelegenheid het bezwaar nog mondeling of schriftelijk toe te lichten. Op 27 januari 2016 vindt een hoorgesprek plaats, waarna de Inspecteur op 14 maart 2016 uitspraken op het bezwaar doet.

2.4.

Ter zitting bij de Rechtbank hebben partijen overeenstemming bereikt in die zin dat de naheffingsaanslag en beschikkingen worden vernietigd. De Rechtbank heeft dienovereenkomstig beslist. Voorts heeft de Rechtbank het door belanghebbende gedane verzoek om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil in hoger beroep betreft uitsluitend nog het antwoord op de vraag of de Rechtbank het verzoek om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn terecht heeft afgewezen.

Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

De in het hoger beroepschrift opgenomen stelling dat de werkelijke proceskosten dienen te worden vergoed, heeft belanghebbende ter zitting ingetrokken.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen zij ter zitting hieraan hebben toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, uitsluitend voor wat betreft de beslissing omtrent de immateriële schadevergoeding en tot toekenning van een vergoeding van immateriële schade van € 1.500. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing