Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-06-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:2472, 20-003157-16

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-06-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:2472, 20-003157-16

Inhoudsindicatie

Fiscale strafzaak. Informatiebeschikking. Détournement de pouvoir. Het Openbaar Ministerie wordt niet-ontvankelijk verklaard in de strafvervolging.

Verdachte weigert gemotiveerd tijdens een boekenonderzoek door de Belastingdienst bepaalde e-mails te overleggen. In goed overleg met de Belastingdienst worden de e-mails door de Belastingdienst gekopieerd op een DVD. De DVD wordt door de Belastingdienst in een verzegelde blauwe enveloppe gedeponeerd en bij verdachte in bewaring gegeven. De Belastingdienst geeft vervolgens een informatiebeschikking, waartegen bezwaar wordt gemaakt. Hangende de bezwaarprocedure tegen de informatiebeschikking valt de FIOD bij verdachte binnen en legt beslag op de DVD. De Belastingdienst kondigt aan de DVD op grond van art. 55 AWR bij het Openbaar Ministerie op te vragen. Voordat het zover komt besluit verdachte de DVD aan de Belastingdienst te verstrekken en wordt het bezwaar tegen de informatiebeschikking ingetrokken. Door het optreden van het Openbaar Ministerie zijn de rechtsbeschermingsmogelijkheden, die de wetgever met ingang van 1 juli 2011 in de AWR aan de verdachte heeft willen bieden om zijn weigering in bezwaar door de inspecteur en in (hoger) beroep door de belastingrechter te laten toetsen, volstrekt illusoir geworden. Omdat het Openbaar Ministerie een aan hem toekomende strafrechtelijke bevoegdheid heeft gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze is gegeven (détournement de pouvoir) wordt het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de strafvervolging.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling strafrecht

Parketnummer : 20-003157-16

Uitspraak : 12 juni 2018

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof 's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zitting houdende te ’s-Hertogenbosch, van 12 oktober 2016 in de strafzaak met parketnummer 01-994017-15 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum in het jaar] 1979,

wonende te [woonadres] .

Hoger beroep

Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘ingevolge de belastingwet verplicht zijnde inlichtingen, gegevens of aanwijzingen te verstrekken, deze opzettelijk niet verstrekken, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging’ veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 500,00 subsidiair 10 dagen hechtenis met een proeftijd van 1 jaar.

Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 29 mei 2018.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 500,00 subsidiair 10 dagen hechtenis met een proeftijd van 1 jaar.

De raadsman van de verdachte heeft primair aangevoerd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de strafvervolging. Subsidiair heeft hij vrijspraak bepleit en meer subsidiair is verzocht om de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.

Vonnis waarvan beroep

Het bestreden vonnis zal worden vernietigd reeds omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering. Voorts is het bestreden vonnis niet te verenigen met de hierna te geven beslissing.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

[Trustkantoor] Limited, op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 7 januari 2014 tot 20 mei 2014, in de gemeente Helmond en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) als degene die ingevolge de belastingwet verplicht was tot

a. het verstrekken van inlichtingen en/of gegevens en/of aanwijzingen en/of

b. het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken en/of bescheiden en/of andere gegevensdragers en/of de inhoud daarvan,

deze inlichtingen en/of gegevens en/of aanwijzingen (telkens) opzettelijk niet en/of onjuist en/of onvolledig heeft verstrekt en/of doen of laten verstrekken en/of deze boeken en/of bescheiden en/of andere gegevensdragers en/of de inhoud daarvan (telkens) opzettelijk niet voor raadpleging beschikbaar heeft gesteld en/of doen of laten stellen,

immers heeft/hebben [Trustkantoor] Limited en/of (één of meer van) zijn medeverdachte(n) toen aldaar – zakelijk weergegeven – (telkens) in strijd met voornoemde verplichting(en) (telkens) opzettelijk één of meer (digitale) e-mailbestand(en) niet aan de Belastingdienst verstrekt en/of doen of laten verstrekken en/of voor raadpleging beschikbaar gesteld en/of doen of laten stellen,

zulks, terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven,

tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

A. Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat niet tot strafvervolging van de verdachte over had mogen worden gegaan, althans dat die vervolging niet had mogen worden voortgezet. Daartoe is het volgende aangevoerd.

A.1 Niet voldaan aan Richtlijnen AAFD Onduidelijk is of aanvankelijk aan de verdachte een transactie is aangeboden om strafvervolging te voorkomen of jegens hem een strafbeschikking is uitgevaardigd. De verdachte is in dat kader niet gehoord. Daarom houdt de verdediging het ervoor dat de verdachte rauwelijks is gedagvaard. De onderhavige zaak voldoet echter in geen enkel opzicht aan een voor strafrechtelijke afdoening vereist aspect, zoals genoemd in de Richtlijnen aanmelding en afhandeling fiscale delicten, douane- en toeslagendelicten (Richtlijnen AAFD). Nu de officier van justitie toch tot strafvervolging is overgegaan, kan daarop naar de mening van de verdediging slechts één sanctie staan, namelijk de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de strafvervolging.

A.2 Schending vertrouwensbeginsel

Voorts is in de visie van de verdediging gehandeld in strijd met het vertrouwensbeginsel. De verdachte had vanaf 9 januari 2014 een dispuut met de Belastingdienst inzake het verstrekken van bepaalde e-mailberichten in het kader van een boekenonderzoek bij [Trustkantoor] Limited, alwaar verdachte bestuurder is. In afwachting van de uitkomst van de discussie c.q. bezwaarprocedure inzake de legitimiteit van de weigering van de verdachte om die berichten te verstrekken, zijn de bewuste e-mails in overleg met en op instigatie van de inspecteur der rijksbelastingen in bewaring gegeven bij de verdachte. Te dien einde zijn de digitale bestanden (e-mailboxen) gekopieerd en op een DVD gezet, in een blauwe enveloppe van de fiscus gedaan en verzegeld door middel van het plaatsen van handtekeningen op de plakstrip. Aan die gang van zaken mocht de verdachte in redelijkheid het vertrouwen ontlenen dat niet tot strafvervolging zou worden overgegaan. Nu de verdachte daarmee – nota bene hangende de fiscaalrechtelijke bezwaarprocedure tegen de namens de inspecteur op 3 februari 2014 gegeven informatiebeschikking – toch is geconfronteerd, zijn de beginselen van een goede procesorde danig geschonden, waardoor volgens de verdediging de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie behoort te worden uitgesproken.

B. Standpunt van het Openbaar Ministerie

C. Fiscaalrechtelijk kader

“2. De huidige situatie

D. De onderhavige casus

E. Overwegingen met betrekking tot de ontvankelijkheid in de strafvervolging

BESLISSING