Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-06-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:2713, 17/00184

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-06-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:2713, 17/00184

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
21 juni 2018
Datum publicatie
26 september 2018
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2018:2713
Formele relaties
Zaaknummer
17/00184

Inhoudsindicatie

Na verwijzing (HR 10 maart 2017, nr. 16/04162, ECLI:NL:HR:2017:387) is uitsluitend in geschil of de vergrijpboete terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd. Het Hof is van oordeel dat het aan belanghebbendes grove schuld is te wijten dat te weinig omzetbelasting is afgedragen en acht een vergrijpboete van 25% passend en geboden. De voor het Hof geldende redelijke termijn - gelet op het arrest van de Hoge Raad van 19 februari 2016, nr. 14/03907, ECLI:NL:HR:2016:252 - wordt overschreden met (ruim) 3 maanden en hierin ziet het Hof aanleiding om het bedrag van de vergrijpboete met 5% te matigen.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 17/00184

Uitspraak op het hoger beroep - na verwijzing door de Hoge Raad - van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (hierna: de Rechtbank) van 30 juli 2013, nummer SGR 13/1265 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende na te noemen naheffingsaanslag en boetebeschikking.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is met dagtekening 28 december 2011 over de periode 1 januari 2006 tot en met 31 december 2009 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 57.427 (hierna: de naheffingsaanslag), waarbij een bedrag van € 6.638 aan heffingsrente in rekening is gebracht alsmede bij beschikking (hierna: de boetebeschikking) een vergrijpboete van € 14.356 (hierna: de vergrijpboete) is opgelegd. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur, bij in één geschrift vervatte uitspraken van 4 januari 2013, de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 42.991 aan belasting, en de heffingsrente en de vergrijpboete eveneens verminderd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij Gerechtshof Den Haag. Gerechtshof Den Haag heeft bij uitspraak van 20 juni 2014, nr. BK-13/01310, de uitspraak van de Rechtbank bevestigd.

1.4.

Tegen de uitspraak van Gerechtshof Den Haag heeft belanghebbende beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft bij arrest van 9 oktober 2015, nr. 14/03969 (hierna: het eerste verwijzingsarrest), het cassatieberoep gegrond verklaard, de uitspraak van Gerechtshof Den Haag vernietigd en het geding verwezen naar Gerechtshof Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het eerste verwijzingsarrest.

1.5.

Gerechtshof Amsterdam heeft bij uitspraak van 30 juni 2016, nr. 15/00781, de uitspraak van de Rechtbank bevestigd.

1.6.

Tegen de uitspraak van Gerechtshof Amsterdam heeft belanghebbende beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft bij arrest van 10 maart 2017, nr. 16/04162 (hierna: het tweede verwijzingsarrest), het cassatieberoep gegrond verklaard, de uitspraak van Gerechtshof Amsterdam vernietigd en het geding verwezen naar het Hof ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het tweede verwijzingsarrest.

1.7.

Daartoe uitgenodigd door het Hof heeft de Inspecteur geconcludeerd naar aanleiding van het tweede verwijzingsarrest, waarna belanghebbende eveneens heeft geconcludeerd naar aanleiding van het tweede verwijzingsarrest, alsmede heeft gereageerd heeft op de conclusie van de Inspecteur.

1.8.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 16 februari 2018 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord als gemachtigde van belanghebbende [A] , verbonden aan [B] belastingadviseurs en advocaten te [C] , alsmede, namens de Inspecteur, [D] en [E] .

1.9.

Aan het einde van de zitting heeft het Hof het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Voor de vaststaande feiten verwijst het Hof naar de feiten en omstandigheden zoals die door Gerechtshof Amsterdam in diens uitspraak van 30 juni 2016 in de onderdelen 2.1 tot en met 2.4 zijn vastgesteld. Deze onderdelen moeten als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.

In aanvulling op de door Gerechtshof Amsterdam vastgestelde feiten stelt het Hof op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting de volgende feiten en omstandigheden vast:

2.2.

De Inspecteur heeft met de uit de overgelegde inkoopfacturen voortvloeiende - door belanghebbende betaalde - omzetbelasting rekening gehouden en heeft de naheffingsaanslag, de boetebeschikking en de beschikking heffingsrente bij uitspraken op bezwaar verminderd. Ter zake van een deel van de door belanghebbende in haar aangiften omzetbelasting geclaimde, te verrekenen omzetbelasting heeft belanghebbende geen inkoopfacturen overgelegd.

3 Geschil na verwijzing

3.1.

In het tweede verwijzingsarrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat Gerechtshof Amsterdam ten onrechte geen overweging heeft gewijd aan de door belanghebbende in haar conclusie na verwijzing en in haar pleitnota voor Gerechtshof Amsterdam ingebrachte stellingen betreffende de vergrijpboete. Na het tweede verwijzingsarrest is (uitsluitend) in geschil of de vergrijpboete terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.

Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord.

De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep na verwijzing steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraak van de Inspecteur met betrekking tot de boetebeschikking en van de boetebeschikking. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing