Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-07-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:3058, 16/03775 en 16/03776

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-07-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:3058, 16/03775 en 16/03776

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
19 juli 2018
Datum publicatie
10 oktober 2018
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2018:3058
Formele relaties
Zaaknummer
16/03775 en 16/03776
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024] art. 3.45

Inhoudsindicatie

Belanghebbende kan niet willekeurig afschrijven op de onroerende zaak die wordt gebruikt voor de exploitatie van de B&B. De appartementen kwalificeren als woning en zijn daar ook voor bestemd. De appartementen zijn dan ook geen bedrijfsmiddel in de zin van artikel 3.45, lid 1, onderdeel d van de Wet IB 2001. Het Hof ziet geen aanleiding om aan belanghebbende een integrale proceskostenvergoeding toe te kennen.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 16/03775 en 16/03776

Uitspraak op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

en het incidenteel hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 29 juli 2016, nummers BRE 15/6603 en 15/6604, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de Inspecteur,

betreffende de hierna vermelde aanslagen en beschikkingen.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2012 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van -/- € 162 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil. Het verlies is bij beschikking vastgesteld. Gelijktijdig is bij beschikking een bedrag van € 37 aan belastingrente vergoed. De verliesbeschikking over het jaar 2012 is, na daartegen gemaakt bezwaar, gewijzigd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van -/- € 66.332.

1.1.2.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag IB/PVV opgelegd naar een verzamelinkomen van nihil. Gelijktijdig is bij beschikking een bedrag van € 53 aan belastingrente vergoed. De aanslag IB/PVV 2013 is, na daartegen gemaakt bezwaar, gewijzigd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van -/- € 64.594 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil. Het Hof begrijpt dit aldus dat het aanvankelijk op nihil vastgestelde verlies is gewijzigd in een verlies van € 64.594.

1.1.3.

De Inspecteur heeft in zijn brieven met dagtekening 2 november 2015 beslist op het verzoek om kostenvergoeding voor de bezwaarfase. De Inspecteur heeft dit verzoek afgewezen.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van twee maal € 45.

De Rechtbank heeft het beroep tegen de verliesbeschikking IB/PVV 2012 gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, het verlies vastgesteld op -/- € 161.470 rekening houdend met voorkoming van dubbele belasting ter zake van de inkomsten uit Frankrijk, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten begroot op € 650 en gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

De Rechtbank heeft het beroep tegen de verliesbeschikking IB/PVV 2013 eveneens gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, het verlies vastgesteld op -/- € 32.037 rekening houdend met voorkoming van dubbele belasting ter zake van de inkomsten uit Frankrijk, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten begroot op € 650 en gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft de Inspecteur hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Belanghebbende heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. De Inspecteur heeft het incidentele hoger beroep beantwoord.

1.5.

De zitting heeft plaatsgehad op 9 november 2017 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, de heer [A] , als gemachtigde van belanghebbende, vergezeld door mevrouw [echtgenote] , echtgenote van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heer [B] .

1.6.

Belanghebbende heeft vóór de zitting een pleitnota toegezonden aan het Hof. Een exemplaar van deze pleitnota en de daarbij behorende bijlagen is ter zitting aan de Inspecteur overgelegd. De Inspecteur heeft geen bezwaar gemaakt tegen de overlegging van de vier bij deze pleitnota behorende bijlagen.

1.7.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.8.

Het Hof heeft partijen in een brief van 19 december 2017 medegedeeld dat het onderzoek wordt heropend en bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat.

1.9.

Partijen hebben schriftelijk gereageerd op de brief van het Hof van 19 december 2017. De Inspecteur heeft dit gedaan in zijn brief van 12 januari 2018. Belanghebbende heeft gereageerd in zijn brieven van 9 en 31 januari 2018.

1.10.

Naar aanleiding van de onder 1.9 vermelde brieven van partijen heeft het Hof op 28 maart 2018 een brief aan partijen gestuurd. Op 12 en 13 juni 2018 heeft belanghebbende hier op gereageerd. Op 14 juni 2018 heeft het Hof het onderzoek gesloten.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende en zijn echtgenote [echtgenote] (hierna: de echtgenote) wonen aan de [adres] 46 te [woonplaats] . Met ingang van [datum] 2011 hebben belanghebbende en zijn echtgenote onder de naam CV [C] een commanditaire vennootschap (hierna: de cv) opgericht, gevestigd op hun woonadres. Belanghebbende is beherend vennoot en zijn echtgenote commanditaire vennoot. Ingebracht zijn de vakantiewoningen in Frankrijk, de appartementen in [woonplaats] , de schrijfactiviteiten van de echtgenote en de arbeid van beide vennoten met betrekking tot al deze activiteiten. De activiteiten van de CV bestaan uit:

1. [D] : het verhuren van vijf vakantiewoningen in Frankrijk (hierna: de vakantiewoningen);

2. [E] : de exploitatie van drie appartementen als Bed & Breakfast in [woonplaats] (hierna: de B&B);

3. [F] : het schrijven van boeken die een relatie hebben met toerisme en de streken waar de vakantiewoningen respectievelijk de B&B zijn gelegen en het maken van kunst.

2.2.

De vakantiewoningen in Frankrijk en de appartementen in de B&B worden via de website [website] te huur aangeboden. Op diezelfde website worden de door de echtgenote geschreven boeken en gemaakte kunst gepromoot.

2.3.

Elk van de appartementen in de B&B bestaat uit een woon- en eetkamer, met een separate keuken, slaapkamer en badkamer. In de keuken zijn diverse voorzieningen aanwezig waaronder een kookplaat, vaatwasser, koelkast en een combi magnetron/oven. Ook zijn schoonmaakmiddelen en enkele levensmiddelen standaard aanwezig. De badkamers zijn voorzien van een douche, bad en dubbele wastafel. Verder beschikt elk van de appartementen over een terras. De gasten die in de B&B verblijven kunnen tevens gebruik maken van de gemeenschappelijk tuin, sauna’s en bibliotheek. Op de website van de B&B staat vermeld dat de B&B vooral is gericht op het bieden van “vrijheid en privacy”. Gelet op deze filosofie hebben gasten diverse keuzes voor wat betreft het ontbijt en de avondmaaltijd. Zo kunnen de gasten ervoor kiezen om geen ontbijt te nemen; een ontbijt in hun appartement te laten serveren of om de benodigdheden voor het ontbijt in hun appartement te laten klaarzetten, zodat zij dit zelf kunnen klaarmaken. Voor de avondmaaltijden kunnen gasten kiezen tussen de aangeboden maaltijdservice, het zelf bereiden van maaltijden in het appartement of een avondmaaltijd buiten de deur.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I: Kan belanghebbende de willekeurig afschrijving voor startende ondernemers toepassen op de onroerende zaak die wordt gebruikt voor de exploitatie van de B&B in [woonplaats] ?

II: Dient aan belanghebbende een integrale proceskostenvergoeding te worden toegekend?

Belanghebbende is van mening dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Partijen hebben ter zitting hun standpunt verder toegelicht.

3.3.

Belanghebbende concludeert – naar het Hof begrijpt – tot aanslagen IB/PVV naar de in de aangiften opgenomen bedragen en met inachtneming van een voorkoming van dubbele belasting. Belanghebbende concludeert daarnaast tot een integrale proceskostenvergoeding. De Inspecteur concludeert – naar het Hof begrijpt – tot aanslagen IB/PVV – overeenkomstig de in de aangiften vervatte standpunten over de aanwezigheid en kwalificatie van een bron van inkomen, maar zonder toekenning van de willekeurige aftrek voor startende ondernemers.

3.4.

Tussen partijen is in hoger beroep niet (meer) in geschil dat:

- alle onder 2.2 vermelde activiteiten een bron van inkomen vormen;

- de resultaten van de onder 2.2 vermelde activiteiten kwalificeren als winst uit onderneming;

- alle onder 2.2 vermelde activiteiten tezamen één onderneming vormen;

- belanghebbende kwalificeert als ondernemer voor de inkomstenbelasting;

- belanghebbende in de onderhavige jaren aan het urencriterium heeft voldaan en daarom de (verhoogde) zelfstandigenaftrek in aanmerking kan nemen, en

- de drie appartementen in de B&B niet kwalificeren als bedrijfsmiddelen die zijn bestemd om – direct of indirect – hoofdzakelijk ter beschikking te worden gesteld aan derden, in de zin van artikel 3.45 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB).

4 Gronden

5 Beslissing