Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-09-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:3780, 17/00523 en 17/00604

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-09-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:3780, 17/00523 en 17/00604

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
14 september 2018
Datum publicatie
8 november 2018
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2018:3780
Zaaknummer
17/00523 en 17/00604
Relevante informatie
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-01-2024], Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-08-2023 tot 01-01-2024] art. 8:114

Inhoudsindicatie

Naar het oordeel van het Hof heeft de Inspecteur, in lijn met de wettelijke bepalingen en het Kaderbesluit MRB, met betrekking tot belanghebbendes kampeerauto terecht met ingang van 12 november 2015 het kwarttarief als bedoeld in artikel 23a, lid 1, van de Wet MRB toegepast. De omstandigheid dat het voor belanghebbende niet kenbaar was dat hij een verzoek om toepassing van het kwarttarief moest indienen, dient naar het oordeel van het Hof voor rekening en risico van belanghebbende te komen. Voor zover belanghebbende een beroep doet op het zevende lid van artikel 5aa van het Uitvoeringsbesluit MRB, kan het Hof hem daarin niet volgen, omdat de vorige houder, naar de Inspecteur onvoldoende weersproken heeft verklaard, niet het kwarttarief had betaald. Voorts faalt het beroep van belanghebbende op het vertrouwensbeginsel. Het Hof acht, gelet op de omstandigheid dat de Rechtbank op grond van redelijkheid en billijkheid het kwarttarief met ingang van 12 november 2014 heeft verleend, aanleiding om, op de voet van artikel 8:114, lid 2, van de Awb, de griffier op te dragen om aan belanghebbende het door hem in hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 17/00523 en 17/00604

Uitspraak op de hoger beroepen van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 5 juli 2017, nummer BRE 16/3913, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de Inspecteur,

betreffende de hierna vermelde beschikking.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De Inspecteur heeft bij beschikking nummer [aanslagnummer] (hierna: de beschikking), het verzoek van belanghebbende om toepassing van het bijzonder tarief van artikel 23a van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: Wet MRB) toegewezen met ingang van 12 november 2015. Het tegen de beschikking gemaakte bezwaar is bij uitspraak van de Inspecteur ongegrond verklaard.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de beschikking gewijzigd, de ingangsdatum van het kwarttarief op 12 november 2014 vastgesteld en de Inspecteur opgedragen het door belanghebbende betaalde griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.

1.3.

De Inspecteur heeft hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank ingesteld bij het Hof, bij het Hof bekend onder kenmerk 17/00523. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Belanghebbende heeft eveneens hoger beroep ingesteld bij het Hof, bij het Hof bekend onder kenmerk 17/00604. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 29 augustus 2018 te ‘s-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde de heer [A] , advocaat te [plaats] , alsmede, namens de Inspecteur, mevrouw [B] en mevrouw [C] .

1.6.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende is sinds 17 januari 2014 houder van een [merk auto] met kenteken [kenteken] (hierna: de kampeerauto). De datum van eerste toelating is 12 augustus 1992.

2.2.

Op 7 januari 2016 heeft belanghebbende telefonisch verzocht om toepassing van het kwarttarief. De Inspecteur heeft het verzoek gehonoreerd met ingang van 12 november 2015.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag met ingang van welke datum de Inspecteur het kwarttarief dient toe te passen.

Belanghebbende is van mening dat het kwarttarief met ingang van 17 januari 2014 moet worden toegepast. De Inspecteur is de opvatting toegedaan dat het kwarttarief met ingang van 12 november 2015 moet worden toegepast.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Partijen hebben ter zitting hun stellingen nader toegelicht. De Inspecteur heeft, evenals in eerste aanleg bij de Rechtbank, verklaard, dat de vorige houder van de kampeerauto geen verzoek om toepassing van het bijzonder tarief van artikel 23a van de Wet MRB (hierna: het kwarttarief) heeft gedaan. Belanghebbende heeft, in tegenstelling tot hetgeen mevrouw [D] in eerste aanleg bij de Rechtbank heeft verklaard, ter zitting verklaard dat hij omstreeks de datum waarop hij houder van de kampeerauto is geworden op de website van de Belastingdienst heeft gekeken. Belanghebbende heeft voorts verklaard dat hij “geen wijs kon” uit de op de website opgenomen passage over de toepassing van het kwarttarief. Voorts heeft belanghebbende ter zitting verklaard dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij geen verzoek om toepassing van het kwarttarief hoefde in te dienen, omdat hij meende dat de verkoper van de kampeerauto dit voor zijn rekening zou nemen.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot gegrondverklaring van het bij de Rechtbank ingestelde beroep, tot vernietiging van de uitspraak van de Inspecteur, en tot vaststelling van de ingangsdatum van het kwarttarief op 17 januari 2014. De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en ongegrondverklaring van het bij de Rechtbank ingestelde beroep.

4 Gronden

5 Beslissing