Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 04-10-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:4118, 18/00132

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 04-10-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:4118, 18/00132

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
4 oktober 2018
Datum publicatie
18 januari 2019
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2018:4118
Formele relaties
Zaaknummer
18/00132

Inhoudsindicatie

BPM. Geen schending verdedigingsbeginsel; er is geen rechtsregel die de Inspecteur verplicht belanghebbende expliciet voor een gesprek – een mondeling onderhoud – uit te nodigen. Naheffen na belastbaar feit is toegestaan. Voor het vaststellen van het afschrijvingspercentage bij een gebruikte kampeerauto dient de historische nieuwprijs van een kampeerauto te worden afgezet tegen de waarde van de gebruikte kampeerauto op het moment van registratie, en niet tegen de waarde van de vergelijkbare gesloten bestelauto. Dit betekent dat voor het vaststellen van het afschrijvingspercentage wél rekening moet worden gehouden met de uitrusting tot kampeerauto.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerken: 18/00132

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats 1] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 8 januari 2018, nummer BRE 16/2289, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende na te noemen naheffingsaanslag BPM en beschikking belastingrente.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft op 25 april 2014 aangifte gedaan ter zake van de registratie van een motorrijtuig van het [merk auto 2] met identificatienummer [nummer] . De volgens deze aangifte verschuldigde BPM van € 4.888 is voldaan. De Inspecteur heeft met dagtekening 17 augustus 2015 een naheffingsaanslag opgelegd van € 3.478 en een belastingrentebeschikking van € 86. Belanghebbende heeft tegen de naheffingsaanslag en de beschikking belastingrente bezwaar gemaakt. Bij in één geschrift verenigde uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de bezwaren ongegrond verklaard.

1.2.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 168. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, de Minister voor Rechtsbescherming veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 500, de Minister voor Rechtsbescherming veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 501 en gelast dat de Minister voor Rechtsbescherming het door belanghebbende betaalde griffierecht aan hem vergoedt.

1.3.

Tegen deze uitspraak van de Rechtbank heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit hoger beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 253. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 14 september 2018 te ‘s‑Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A] , adviseur te [plaats] , als gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door mevrouw [B] , alsmede, namens de Inspecteur, de heren [C] en [D] .

1.5.

Belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het Hof en (door tussenkomst van de griffier) aan de wederpartij, welke pleitnota met instemming van partijen wordt geacht ter zitting te zijn voorgedragen.

1.6.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.7.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende heeft op 24 april 2014 aangifte gedaan ter zake van de registratie van een motorrijtuig van het [merk auto 2] met identificatienummer [nummer] (hierna: de kampeerauto). De volgens deze aangifte verschuldigde BPM van € 4.888 is voldaan.

2.2.

De kampeerauto is afkomstig uit Duitsland. De datum van eerste toelating aldaar is 30 september 2013.

2.3.

Belanghebbende heeft voor de bepaling van de afschrijving gebruik gemaakt van een koerslijst van een gesloten bestelauto van het [merk auto 1] , uitgaande van een kilometerstand van 7.390.

2.4.

De Inspecteur heeft bij brief van 31 maart 2015 een naheffingsaanslag aangekondigd, waarbij de verschuldigde BPM is berekend op € 8.366 en de na te heffen belasting op € 3.478. Daarbij is de afschrijving bepaald op 25,75% op basis van de afschrijvingstabel. In deze brief is belanghebbende in de gelegenheid gesteld om vóór 16 april 2015 te reageren. Belanghebbende heeft niet op deze brief gereageerd.

2.5.

Op 17 augustus 2015 heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag opgelegd overeenkomstig de brief van 31 maart 2015.

2.6.

In het Besluit van 4 maart 2014, BLKB 2014-127M, Stcrt. 2014, 7106 (hierna: Kaderbesluit BPM) is ten aanzien van kampeerauto’s het volgende opgenomen:

5.4. Kampeerauto's

5.4.1.

Maatstaf van heffing kampeerauto

Als een gesloten bestelauto is ingericht als kampeerauto die voldoet aan de in paragraaf 5.4.2 genoemde voorwaarden, zou de bpm moeten worden berekend over de catalogusprijs van de kampeerauto. De meeste kampeerauto's worden vervaardigd op basis van een bepaald type gesloten bestelauto.

Goedkeuring

Met toepassing van artikel 63 van de AWR (de hardheidsclausule) keur ik het volgende goed.

Als een gesloten bestelauto wordt gebruikt als basis voor een qua wielbasis van die bestelauto afwijkende kampeerauto en voldoet aan de voorwaarden, wordt de bpm berekend over de catalogusprijs van een zoveel mogelijk met de verkregen kampeerauto vergelijkbare gesloten bestelauto. Dit geldt ook als een kampeerauto is afgeleid van een ander soort auto (bijvoorbeeld een chassis-cabine). Daarbij wordt achtereenvolgens rekening gehouden met:

- het merk en type van de gebruikte auto of chassis-cabine;

- het motortype (diesel, benzine, cilinderinhoud, aantal kW);

- de wielbasis van de kampeerauto.

Als de wielbasis van de verkregen kampeerauto afwijkt van de wielbasis van de vergelijkbare bestelauto of chassis-cabine, wordt uitgegaan van de vergelijkbare auto met de in centimeters meest nabij gelegen wielbasis die de feitelijke wielbasis van de kampeerauto niet te boven gaat.

Voor het bepalen van de catalogusprijs is het uiteindelijke resultaat, de vervaardigde kampeerauto, doorslaggevend. Steeds wordt uitgegaan van de catalogusprijs van een met die kampeerauto op voornoemde kenmerken vergelijkbare vracht- of bestelauto.

5.4.2.

Recreatieve functie

Een kampeerauto heeft twee functies. Enerzijds dient hij voor het vervoer van personen. Anderzijds heeft hij een recreatieve functie, die vergelijkbaar is met die van tenten en caravans.

Voor het bepalen van de maatstaf van heffing van een kampeerauto wordt uitgegaan van de catalogusprijs van een met die kampeerauto vergelijkbare bestelauto, met inbegrip van de waarde van de aan de recreatieve functie toe te rekenen delen van de inrichting.

Goedkeuring

Ik keur met toepassing van artikel 63 van de AWR (de hardheidsclausule) goed dat de bpm voor kampeerauto's niet wordt berekend over dat deel van de catalogusprijs dat is toe te rekenen aan de recreatieve functie. Ik stel hierbij de volgende cumulatieve voorwaarden aan de binnenruimte van deze kampeerauto. De binnenruimte ligt achter de stoelen voor de bestuurder en de bijrijder en is bestemd voor het verblijf en de overnachting.

• De binnenruimte van het als kampeerauto ingerichte motorrijtuig moet minimaal 170 cm hoog zijn (stahoogte), over een lengte van minimaal 200 cm en over een breedte van minimaal 90 cm.

- In afwijking hiervan mag, als de binnenruimte met een oorspronkelijk dak geen stahoogte heeft van 170 cm maar minimaal 130 cm, het dak voorzien zijn van een al dan niet uitklapbare permanent aangebrachte gesloten dakconstructie waardoor de stahoogte over een breedte van ten minste 90 cm en een lengte van ten minste 100 cm verhoogd kan worden tot een stahoogte van ten minste 170 cm.

- Voor motorrijtuigen van het merk Volkswagen, type Transporter, met een door de RDW toegekende 'datum van eerste toelating tot de weg' van vóór 1 januari 1994, waarbij de motor vanaf de fabriek achterin is geplaatst, geldt dat deze criteria ten aanzien van de binnenruimte kunnen worden toegepast als ware de motor niet achterin gelegen.

• De binnenruimte moet ten minste zijn voorzien van:

- twee vaste zitplaatsen;

- een tafel, waarvan de bevestiging zodanig mag zijn ontworpen dat hij eenvoudig kan worden verwijderd;

- slaapaccommodatie voor ten minste twee personen, eventueel gecreëerd met behulp van de zitplaatsen, niet zijnde de bestuurders- of bijrijderzitplaatsen;

- vaste en afsluitbare opbergfaciliteiten;

- een vast keukenblok met een minimale hoogte van 60 cm van het werkblad, voorzien van een (ingebouwde) vaste kookgelegenheid en een vaste, niet volledig uitneembare watervoorziening met een spoelbak, een kraan en een afvoer, het geheel bestemd voor gebruik in de binnenruimte.”

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is de verschuldigde BPM ter zake van de registratie van de kampeerauto. Meer in het bijzonder zijn de volgende vragen in geschil:

I. Is het Europeesrechtelijke verdedigingsbeginsel geschonden?

II. Kan de verschuldigde belasting worden nageheven op een tijdstip dat ligt na het belastbare feit?

III. Mag voor de vaststelling van de waardevermindering - en daarmee van de verschuldigde belasting - worden uitgegaan van de waardevermindering van een gesloten bestelauto waarop de kampeerauto is gebaseerd?

Belanghebbende is van mening dat de eerste en derde vraag bevestigend en de tweede vraag ontkennend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegengestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen partijen hieraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraken op bezwaar, vernietiging van de naheffingsaanslag en de beschikking belastingrente. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing