Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-11-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:4636, 17/00647

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-11-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:4636, 17/00647

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
9 november 2018
Datum publicatie
22 januari 2019
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2018:4636
Zaaknummer
17/00647

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting. Is het chalet roerend of onroerend voor de omzetbelasting? Het chalet is in dit geval in zijn standplaats is geïntegreerd, uitsluitend en duurzaam bestemd om als recreatiewoning aldaar te worden gebruikt. Het chalet kan niet gemakkelijk worden verwijderd. Het Hof is van oordeel dat in dit geval de levering van het perceel grond met daarop het mobiele chalet, de tuin en het erf een functionele en economische eenheid vormen die in zijn geheel is aan te merken als de levering van een onroerende zaak.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 17/00647

Uitspraak op het hoger beroep van

de heer [belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 24 juli 2017, nummer BRE 16/4279 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst

hierna: de Inspecteur,

betreffende de hierna genoemde beschikking.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] over de periode 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd ten bedrage van € 4.338, alsmede bij beschikking een boete van € 433. Eveneens bij beschikking is een bedrag van € 673 aan heffingsrente in rekening gebracht.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur, bij in één geschrift vervatte uitspraken, de naheffingsaanslag verminderd tot een ten bedrage van € 3.991, en de boetebeschikking en de beschikking heffingsrente verminderd tot € 399 respectievelijk € 619.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 168. De Rechtbank heeft het beroep tegen de boetebeschikking gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd voor zover dit de verzuimboete betreft, de verzuimboete vernietigd, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 26,60 en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 168 aan hem vergoedt.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

De zitting heeft plaatsgehad op 27 september 2018 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, [A] en [B] .

1.5.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.6.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.Belanghebbende heeft in 2003 een perceel grond gekocht gelegen aan de [adres] 17-332, te [plaats] , kadastraal bekend gemeente [gemeente] , sectie [--] , nummer [nummer] , groot twee are één en tachtig centiare. Het perceel is gelegen in het recreatiepark “ [C] ”. Belanghebbende heeft tegelijkertijd een koop/aannemingsovereenkomst gesloten met betrekking tot een te stichten recreatiewoning, te weten een mobiel chalet. Het chalet is geplaatst op een fundering die bestaat uit houten balken. Aan de onderrand van het chalet is een houten bekisting geplaatst, die aan het chalet en de houten fundering is vastgemaakt. Tegen die houten bekisting is rondom ongeveer 30 m3 grond geplaatst. Het chalet is aangesloten op de riolering, nutsvoorzieningen en kabel. Er is een bijbehorende tuin aangelegd en de ruimte rondom het chalet is bestraat. Belanghebbende heeft gedurende de tijd dat hij eigenaar was van het chalet, dit verhuurd als recreatiewoning, door tussenkomst van de parkorganisatie. Belanghebbende is aangemerkt als ondernemer voor de omzetbelasting.

2.2.

Volgens een akte van levering van [datum] 2010 heeft belanghebbende het perceel grond met daarop het mobiele chalet, de tuin en het erf - door koper te gebruiken als recreatiewoning - verkocht en geleverd. Volgens de koopovereenkomst is een koopsom van € 55.000 overeengekomen, waarbij de in de koopsom opgenomen roerende zaken door koper werden gewaardeerd op nihil. In de akte van levering is dit bedrag als volgt uitgesplitst: € 30.000 voor de grond en € 25.000 voor het mobiele chalet. De akte van levering vermeldt dat koper heeft verklaard ermee bekend te zijn dat het verkochte is verhuurd en dat koper het gekochte aanvaardt onder gestanddoening van de lopende huurovereenkomst. Over deze verkoop is geen omzetbelasting afgedragen.

2.3.

De naheffingsaanslag is aan belanghebbende opgelegd ter zake van de verkoop van het mobiele chalet. De verzuimboete van 10% van de naheffingsaanslag is opgelegd op grond van artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

2.4.

Bij uitspraken op bezwaar van 3 juni 2016 heeft de Inspecteur vanwege de toepassing van een onjuist btw-tarief de naheffingsaanslag verminderd tot € 3.991 en de heffingsrente en de verzuimboete dienovereenkomstig verminderd.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is of de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd. Het geschil spitst zich toe op de vraag of belanghebbende met de verkoop van het op het door hem verkochte perceel staande mobiele chalet een roerende of een onroerende zaak heeft geleverd. Belanghebbende is van mening dat het mobiele chalet als een onroerende zaak moet worden aangemerkt. De Inspecteur is van mening dat het een roerende zaak betreft.

Tussen partijen is niet in geschil dat de levering van het perceel genoemd in 2.2. door belanghebbende een levering van een onroerende zaak betreft, die is vrijgesteld van omzetbelasting op grond van artikel 11, lid 1, onderdeel a, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet OB).

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.4.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing