Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17-05-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:1877, 18/00171 tot en met 18/00174

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17-05-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:1877, 18/00171 tot en met 18/00174

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
17 mei 2019
Datum publicatie
9 oktober 2019
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2019:1877
Zaaknummer
18/00171 tot en met 18/00174
Relevante informatie
Wet op de loonbelasting 1964 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024] art. 13bis

Inhoudsindicatie

Het Hof is, met in achtneming van het arrest van de Hoge Raad van 29 mei 2015, nr. 13/04993 (ECLI:NL:HR:2015:1360), met de Rechtbank van oordeel dat de Inspecteur, op wie de bewijslast rust, aannemelijk heeft gemaakt dat de Volkswagen, Transporter Syncro (de Transporter), aan de werknemers van belanghebbende in jaren 2011 t/m 2014 ter beschikking is gesteld.

Uitgaande van deze terbeschikkingstelling vloeit uit de regeling van artikel 13bis Wet LB voort dat vermoed wordt dat de Transporter ook voor privédoeleinden ter beschikking is gesteld en dat dit voordeel tot het loon dient worden te gerekend tenzij belanghebbende aan de tegenbewijsregeling voldoet. Met belanghebbende is het Hof van oordeel dat belanghebbende het verzwaarde tegenbewijs dat de Transporter op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden wordt gebruikt niet heeft geleverd.

Belanghebbende maakt niet aannemelijk dat de Inspecteur vertrouwen heeft gewekt dat geen voordeel vanwege het ook voor privédoeleinden ter beschikking stellen van de Transporter tot het loon zou hoeven te worden gerekend. Van een impliciete toezegging door de Inspecteur is geen sprake.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerken: 18/00171 tot en met 18/00174

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 16 februari 2018, nummer BRE 16/8833 tot en met 16/8836, in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de hierna vermelde naheffingsaanslagen.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De Inspecteur heeft aan belanghebbende de volgende naheffingsaanslagen loonheffingen opgelegd en bij beschikking de volgende bedragen aan heffings- en belastingrente (hierna: rente) in rekening gebracht:

Jaar (tijdvak van 1 jan. t/m 31 dec.)

Aanslagnummer

( [aanslagnummer] )

Loonheffingen

Rente

2011

A.01.150.1

€ 6.539

€ 930

2012

A.01.250.0

€ 7.009

€ 832

2013

A.01.350.0

€ 6.539

€ 581

2014

A.01.450.0

€ 6.539

€ 336

1.2.

Belanghebbende heeft tegen de naheffingsaanslagen en rentebeschikkingen bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 334.

1.4.

De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.5.

Tegen deze uitspraak van de Rechtbank heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende in de zaak 18/00171 een griffierecht geheven van € 508. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

De zitting heeft plaatsgehad op 4 april 2019 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, namens belanghebbende, haar gemachtigde [gemachtigde] , alsmede, namens de Inspecteur, mr. [inspecteur] .

1.7.

Belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het Hof en, door tussenkomst van de griffier, aan de wederpartij, welke pleitnota met instemming van partijen wordt geacht ter zitting te zijn voorgedragen. De Inspecteur heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

1.8.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.9.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende is inhoudingsplichtige voor de loonheffingen sinds 28 november 2008 en heeft in de in geschil zijnde jaren werknemers in dienst. De activiteiten van belanghebbende bestaan uit de exploitatie van een tankstation met een shop en de verhuur van vervoermiddelen.

2.2.

In oktober 2010 heeft de Inspecteur een boekenonderzoek ingesteld bij belanghebbende. In dit onderzoek zijn de aangiften loonheffingen over de periode van 1 januari 2009 tot en met 12 oktober 2010 van belanghebbende onderzocht. Het onderzoek richtte zich specifiek op het gebruik van de ter beschikking gestelde (bestel)auto's in de periode van 1 januari 2009 tot aan de datum van het onderzoek. In het eindrapport van 23 november 2010 is daarover opgenomen:

“3. Ter beschikking gestelde (bestel-)auto’s

3.1

Overzicht ter beschikking gestelde (bestel-)auto's

Over de (bestel)auto's met het volgende kenteken is iets op te merken:

Kenteken

Auto

Merk auto

Type auto

Personenauto

of bestelauto

Naam werknemer

[kenteken 1]

[automerk 1]

Transporter 8 persoons busje

Pers.auto

Diverse

[kenteken 2]

[automerk 2]

[type]

Bestelauto

Diverse

[kenteken 1]

[automerk 1]

Transporter

Pers.auto

Diverse

3.2

Afspraken met de belastingdienst

De werkgever heeft geen afspraken gemaakt met de Belastingdienst met betrekking tot ter beschikking gestelde (bestel)auto's.

3.3

Ander bewijs voor wat betreft niet privé gebruiken

De werkgever maakt gebruik van de mogelijkheid om ander bewijs te leveren voor wat betreft niet privé gebruiken van (bestel)auto's.

[kenteken 1] [automerk 1] transporter 8 persoons busje:

Deze auto behoorde in het verleden tot de verhuuractiviteiten van classic cars en dergelijke. Als klanten een personenbusje willen kunnen ze dit busje huren. Deze bus staat op het bedrijfsterrein aan de achterkant van het tankstation achter een hek. De poort van het bedrijfsterrein wordt buiten werktijd afgesloten. Naast verhuur wordt deze bedrijfswagen gebruikt voor het transport van spullen tussen het tankstation op het adres [adres 1] en de detailhandel in levensmiddelen op het adres [adres 2] . Er is geen rittenregistratie bijgehouden. De autosleutels worden beheerd door de bedrijfsleider de heer [A] . De auto wordt niet aan één bepaalde werknemer ter beschikking gesteld. Privégebruik is niet toegestaan. Hiervoor is echter geen schriftelijk verbod op privégebruik overeengekomen. De inhoudingsplichtige is er op gewezen dat de ritten inzake verhuur van deze bus geregistreerd dienen te worden. Daarnaast wordt gewezen op hetgeen in het handboek loonheffingen in paragraaf 18.3.16 "ander bewijs" geen privégebruik meer dan 500 km per jaar is vermeld.”

2.3.

De bevindingen van de controle in 2010 hebben niet tot correcties geleid.

2.4.

Op 22 mei 2015 is namens de Inspecteur een boekenonderzoek ingesteld bij belanghebbende en een aantal andere aan belanghebbende gelieerde vennootschappen (waaronder [B] B.V.). In dit onderzoek is onder andere de aanvaardbaarheid van de aangiften loonheffingen voor de jaren 2011 tot en met 2014 ten name van belanghebbende onderzocht.

2.5.

De in 2.2. genoemde Transporter [C] met kenteken [kenteken 1] ( hierna: de Transporter) behoort ook in de onderzochte jaren 2011-2014 nog tot de activa van belanghebbende. De Transporter is in deze jaren in het kader van de bedrijfsactiviteiten door verschillende werknemers van belanghebbende gebruikt. De cataloguswaarde van de Transporter is € 36.133.

2.6.

Op basis van de bevindingen van het in onderdeel 2.4 bedoelde onderzoek heeft de Inspecteur zich op het standpunt gesteld dat in de aangiften loonheffingen ten onrechte geen rekening is gehouden met een voordeel uit hoofde van privégebruik van de Transporter als bedoeld in artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: de Wet LB). Om die reden heeft de Inspecteur de in onderdeel 1.1 vermelde naheffingsaanslagen opgelegd en de rentebeschikkingen gegeven. Met toepassing van een tarief van 72,4% is voor elk van de gecorrigeerde jaren een bedrag van € 6.539 aan loonheffingen nageheven.

2.7.

Met betrekking tot het jaar 2012 heeft daarnaast een correctie plaatsgevonden voor de onjuiste toepassing van de loonheffingskorting bij een individuele werknemer. Deze correctie bedraagt € 470, zodat de naheffingsaanslag over het tijdvak van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 uitkomt op € 7.009. Laatstgenoemde correctie is niet in geschil.

2.8.

Tot de gedingstukken behoort een schriftelijke verklaring van de voormalige bedrijfsleider van het bedrijf, [A] . In deze verklaring staat onder meer:

“In de periode april 1999 tm maart 2013 ben ik bedrijfsleider geweest bij (…) het tankstation gelegen aan de [adres 1] te [vestigingsplaats] . (…)

De sleutels van de auto’s stonden onder mijn beheer. Als iemand de auto’s nodig had kon de sleutel bij mij opgehaald worden en na gebruik weer bij mij afgeleverd. Buiten werktijd werden de auto’s niet ter beschikking gesteld aan personeel.

Het kwam wel eens incidenteel voor dat de auto’s na werktijd niet geparkeerd stonden op de parkeerplaats. Als dit gebeurde had dit altijd een reden, bijvoorbeeld als een personeelslid de volgende ochtend vroeg een bestelling moest afleveren mocht hij de auto mee naar huis nemen zodat hij de volgende ochtend niet eerst naar het werk hoefde te komen om de auto op te halen.”.

2.9.

In zijn aan de Inspecteur gerichte emailbericht van 2 augustus 2016 heeft belanghebbende met betrekking tot de Transporter het volgende opgemerkt:

“Deze registratie mag blijken uit de bijgevoegde documenten:

-

(…) een agenda

-

De verhuur van de bus werd geregistreerd op een huurovereenkomst (…)

- Uit de ter beschikking staande agenda is af te leiden op welke momenten de [C] , minimaal, is verhuurd. (…)

- De opbrengsten hiervan zijn af te lezen uit de administratie (…)

- Op bijgevoegde lijst is af te leiden welke kilometers op de vaststaande data zijn verreden.

Het is goed mogelijk dat de [C] ook op andere momenten is verhuurd dan op de lijst aangegeven. Op de lijst staan uitsluitend de verhuurmomenten die te koppelen zijn aan de agenda in combinatie met de geregistreerde verhuuropbrengsten. Uit deze informatie blijkt dat de [C] in het jaar 2012 5999 kilometer heeft verreden in de verhuur. De bus werd, zo blijkt uit de verklaring van de bedrijfsleider ook nog ingezet voor andere doeleinden dan die van de verhuur.

De kilometers hiervoor verreden zijn als volgt te recapituleren:

-

Intern gebruik [adres 1] /145 300 dgn * reisafstand vv 4 kilometer* aantal malen per dag 3 * = 3600 km

-

Bezorgdiensten/afhalen goederen 1500 km

-

Inzet leen auto bij Autobedrijf 6 * 200 km 1200 km

Aangevuld met de verhuur kilometers bedraagt het aantal verreden kilometers 12.300, hetgeen overeenstemt met het benaderde aantal verreden kilometers in 2012”.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is of in verband met het gebruik van de Transporter de Inspecteur terecht, op grond van artikel 13bis van de Wet LB, de in geschil zijnde naheffingsaanslagen heeft opgelegd. Ook is in geschil of de Inspecteur vertrouwen heeft gewekt dat geen voordeel vanwege het ook voor privédoeleinden ter beschikking stellen van de Transporter tot het loon zou hoeven te worden gerekend.

3.2.

Belanghebbende is van mening dat de Transporter niet ter beschikking is gesteld. Voorts is zij van mening dat de Inspecteur een in rechte te honoreren vertrouwen heeft gewekt dat geen voordeel vanwege privégebruik van de Transporter tot het loon zou hoeven worden gerekend. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.3.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

3.4.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de hoger beroepen, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraken op bezwaar in die zaken, alsmede van de naheffingsaanslagen over de jaren 2011, 2013 en 2014 en de daarop betrekking hebbende rentebeschikkingen. Met betrekking tot het jaar 2012 concludeert zij tot vermindering van de naheffingsaanslag (en dienovereenkomstig de rentebeschikking) tot het bedrag van de in de naheffingsaanslag begrepen correctie loonheffingskorting. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

3.5.

Ter zitting van het Hof heeft belanghebbende verklaard dat zij het met de Inspecteur eens is dat door haar aan de in het eerste lid van artikel 13bis Wet LB opgenomen tegenbewijsregeling, inhoudende dat bewezen wordt dat de auto op kalenderjaarbasis niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden wordt gebruikt, niet is voldaan.

4 Gronden

5 Beslissing