Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-05-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:1976, 18/00090

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-05-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:1976, 18/00090

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
24 mei 2019
Datum publicatie
17 oktober 2019
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2019:1976
Formele relaties
  • Eerste aanleg: ECLI:NL:RBLIM:2018:878, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Zaaknummer
18/00090

Inhoudsindicatie

Proceskostenvergoeding. De Rechtbank heeft geen punt toegekend voor de proceshandeling bestaande uit het ‘verschijnen zitting’ van (de gemachtigde van) belanghebbende bij de Rechtbank. Naar het oordeel van het Hof is er geen reden om geen punt voor deze proceshandeling toe te kennen. Het Hof vernietigt de uitspraak bij de Rechtbank uitsluitend voor zover het betreft de veroordeling in de proceskostenvergoeding in de beroepsfase.

Uitspraak

Team belastingrecht

Enkelvoudige Belastingkamer

Kenmerk: 18/00090

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Limburg (hierna: de Rechtbank) van 17 januari 2018, nummer AWB/ROE 2017/1902 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Venlo,

hierna: de Heffingsambtenaar,

betreffende de hierna vermelde beschikking.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het tijdvak 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017 in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) een beschikking gegeven, waarbij de waarde van de onroerende zaak [adres 1] te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak) per de waardepeildatum 1 januari 2016, is vastgesteld op € 199.000 (hierna: de beschikking). De beschikking is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Heffingsambtenaar gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de WOZ-waarde vastgesteld op € 172.000, gelast dat de Heffingsambtenaar het betaalde griffierecht van € 46 aan belanghebbende vergoedt, en heeft de Heffingsambtenaar veroordeeld in de kosten van het bezwaar en proceskosten in beroep tot een bedrag € 992.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 126. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 28 maart 2019 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar is toen verschenen en gehoord [gemachtigde 1] , als gemachtigde van belanghebbende. De Heffingsambtenaar is met kennisgeving van verhindering niet verschenen.

1.5.

Het Hof heeft aan het einde van zitting het onderzoek gesloten.

1.6.

Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

De Heffingsambtenaar heeft in zijn uitspraak op bezwaar van 31 mei 2017 de bij beschikking vastgestelde WOZ-waarde van de onroerende zaak gehandhaafd op € 199.000. Belanghebbende heeft in haar beroepschrift van 5 juli 2017 gesteld dat de WOZ-waarde van de onroerende zaak € 140.000 zou moeten zijn.

2.2.

In een email van 9 november 2017 om 12:13 uur van de Heffingsambtenaar aan gemachtigde van belanghebbende staat:

“(…) Op basis van de bijgevoegde matrix ben ik bereid de waarde te verlagen naar €172.000, al is deze gevoelsmatig en gelet op het hierboven gestelde aan de lage kant.”

2.3.

Gemachtigde van belanghebbende heeft op 13 november 2017 om 11:23 uur als volgt gereageerd op de in 2.2. genoemde email:

“(…) Ik heb je matrix gezien en heb links en rechts op detailniveau wat op- en aanmerkingen. Ik ben evengoed bereid deze voor lief te nemen en je waardevoorstel te accepteren op de voorwaarde dat we er met de pkv op elk onderdeel uit gaan komen.

Mijns inziens is deze:

- bezwaar: 246

- tax rap: 242

- beroep: 495

- griffierecht: 46

Bedrag pkv overmaken op reknr wozconsultants onder vermelding van procedurenr. Belasting teruggaven overmaken op reknr van de klant. Het niet voldoen aan deze voorwaarden houdt direct in dat we ter zitting onze waarde alsnog zullen verdedigen.”

2.4.

Het onderzoek ter zitting bij de Rechtbank vond plaats op 29 december 2017. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord: [gemachtigde 2] , als gemachtigde van belanghebbende en namens de Heffingsambtenaar [ambtenaar] .

2.5.

De Rechtbank heeft geconstateerd dat er door de Heffingsambtenaar geen gehoor is gegeven aan de door belanghebbende in 2.3. genoemde voorwaarde dat uitbetaling van de vergoeding voor proceskosten aan de gemachtigde rechtstreeks zou moeten plaatsvinden.

2.6.

In de zittingsaantekeningen van de Rechtbank staat onder meer:

“Eiser: Met € 172.000 kunnen we akkoord gaan, maar we hebben nog wel wat dingetjes gevonden. Onderhavig staat in de matrix op gemiddeld, naar mijn mening moeten dat echt tweeën zijn Gelet op ons taxatierapport is er een oude keuken en oudere badkamers en dat moet worden meegenomen in de waardering. [adres 2] nummer 8 is een prima woning, maar is wel op 2 gewaardeerd. Wat ik heel vreemd vind. [adres 2] 35 is iets groter met een grotere kavel. Daar vond ik van dat die 36 kubieke meter groter is en waar nog best wat extra grond bij zit. Ook hier is onvoldoende rekening mee gehouden. Ook is deze woning iets netter en die is geïndexeerd op € 176.000,=. Dan is dat verschil met € 172.000,= wel aan de lage kant. Wij hadden € 138.000 en dit gezien hebben dan hebben we het bij de € 150.000,= wel gehad. Ik zie alleen niet echt in dat wij anders moeten concluderen dan die € 138.000,=.

Rechter: Dus even samenvattend. De kwaliteit en onderhoud staan ten onrechte op 2. De woning op [adres 2] 8 is onterecht op een 2 gezet En bij [adres 2] 35 is het prijsverschil te klein met onderhavig.”

2.7.

De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de WOZ-waarde verlaagd naar € 172.000. De Rechtbank heeft van ten aanzien van de kosten van het bezwaar en de proceskosten als volgt overwogen:

“13. De rechtbank komt vervolgens tot de navolgende proceskostenveroordeling. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in bezwaar 1 punt toegekend (indiening bezwaarschrift) met een waarde van € 249,=. Tevens dienen de kosten van het taxatierapport ad € 242,= te worden vergoed. De kosten voor de in beroep verleende rechtsbjistand worden vastgesteld op € 501,= (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde van € 501,= en een wegingsfactor 1, gemiddeld). De rechtbank zal geen punt toekennen voor de behandeling ter zitting omdat zij de mening is toegedaan dat een kwestie als waarover het geschil uiteindelijk ter zitting nog ging niet rechtvaardigt dat daarvoor nog een procespunt wordt toegekend. Te meer nu eiseres in dit verband in het ongelijk is gesteld voor wat betreft de door verweerder nader voorgestane waarde en de burgerlijke rechter ter zake van de discussie over de uitbetaling bevoegd is.”

2.8.

De WOZ-waarde van de onroerende zaak is in hoger beroep niet in geschil.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil in hoger beroep betreft de hoogte van de vergoeding voor de kosten van de

bezwaarfase en de hoogte van de proceskostenvergoeding voor de beroepsfase.

Belanghebbende is van mening dat haar zowel voor de bezwaarfase als voor de beroepsfase een hogere vergoeding toekomt dan bepaald door de Rechtbank. De Heffingsambtenaar is van mening dat de kostenvergoeding door de Rechtbank juist is vastgesteld.

Niet in geschil is dat voor het taxatierapport dat in opdracht van belanghebbende is opgemaakt een bedrag van € 242 moet worden toegekend.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank doch uitsluitend voor zover daarbij is nagelaten:

- een vergoeding van de kosten van de bezwaarfase toe te kennen met toepassing van tenminste een wegingsfactor 1,5 wegens het gewicht van de zaak, danwel te komen tot een integrale kostenvergoeding van de bezwaarfase, en

- ( naast de toegekende proceskostenvergoeding voor de in beroep verleende rechtsbijstand voor het indienen van het beroepschrift met een waarde van € 501,= en een wegingsfactor 1, gemiddeld) een proceskostenvergoeding van 1 punt toe te kennen voor de proceshandeling, bestaande uit het verschijnen ter zitting bij de Rechtbank met een wegingsfactor 1.

De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing