Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-06-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:2253, 18/00343 en 18/00344

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-06-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:2253, 18/00343 en 18/00344

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
21 juni 2019
Datum publicatie
23 oktober 2019
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2019:2253
Formele relaties
Zaaknummer
18/00343 en 18/00344
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 67g

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting. Geen omkering bewijslast. Hoewel het bedrag aan correcties per jaar substantieel is, is niet aannemelijk geworden dat in elk tijdvak de vereiste aangifte niet is gedaan. Correcties van de geclaimde aftrek van voorbelasting terecht. Het kwijtraken van de administratie door toedoen van de adviseur komt voor risico van belanghebbende. Verder bestaat het bewijsvermoeden dat de omzetten hoger zijn dan door belanghebbende aangegeven, gelet op onverklaarbare verschillen met de gegevens van de aangiften IB/PVV. De in de aankondiging van de boete over de omzetcorrecties vermelde feitelijke gedragingen zijn onvoldoende om een boete op te leggen. Niet is voldaan aan artikel 67g, lid 2, AWR. Bij de boete over de aftrek van voorbelasting is wel voldaan aan de mededelingsplicht. Het bewijsvermoeden bestaat dat gefingeerde bedragen aan voorbelasting zijn teruggevraagd. Matiging boete in verband met financiële positie belanghebbende en overschrijding van de redelijke termijn.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 18/00343 en 18/00344

Uitspraak op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

en het incidenteel hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 23 mei 2018, nummers BRE 17/2605 en 17/2606, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de Inspecteur,

betreffende de hierna te vermelden naheffingsaanslagen en beschikkingen.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] F01.1501 over de periode 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd ten bedrage van € 13.010, alsmede bij beschikking een boete van € 6.505. Tevens is bij beschikking € 1.220 aan heffingsrente in rekening gebracht. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur, bij in één geschrift vervatte uitspraken, de naheffingsaanslag verminderd tot een ten bedrage van € 8.377, de boetebeschikking verminderd tot € 4.188 en de beschikking heffingsrente verminderd tot € 785.

1.2.

Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] F01.3501 over de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2013 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd ten bedrage van € 14.936, alsmede bij beschikking een boete van € 7.468. Tevens is bij beschikking € 776 aan belastingrente in rekening gebracht. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur, bij in één geschrift vervatte uitspraken, de naheffingsaanslag, de boetebeschikking en de beschikking belastingrente gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is van de onder 1.1. en 1.2 vermelde uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 168. De Rechtbank heeft de beroepen met betrekking tot de boetebeschikkingen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar in zoverre vernietigd, de boete over de periode 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 vernietigd, de boete over de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2013 verminderd tot € 1.698, het beroep voor het overige ongegrond verklaard, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.500 en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 168 aan haar vergoedt.

1.4.

Tegen deze uitspraak heeft de Inspecteur hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. De Inspecteur heeft het incidentele hoger beroep beantwoord.

1.6.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft de Inspecteur vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 12 april 2019 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] .

1.8.

Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De Inspecteur heeft ter zitting, zonder bezwaar van de wederpartij, een nader stuk overgelegd.

1.9.

Het Hof aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.10.

Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende dreef onder meer in de jaren 2011, 2012 en 2013 een onderneming in de vorm van een eenmanszaak genaamd [bedrijf] . De ondernemingsactiviteiten bestonden uit het exploiteren van een kapsalon.

2.2.

Belanghebbende heeft in de jaren 2011, 2012 en 2013 kwartaalaangiften omzetbelasting (hierna ook: OB) ingediend, waarin, samengevat per kwartaal, de volgende gegevens zijn vermeld:

Omzet

Verschuldigde OB

Voorbelasting

Saldo

Eerste kwartaal 2011

€ 866

€ 52

€ 3.274

€ - 3.222

Tweede kwartaal 2011

€ 4.616

€ 277

€ 2.272

€ - 1.995

Derde kwartaal 2011

€ 2.836

€ 201

€ 3.565

€ - 3.364

Vierde kwartaal 2011

€ 1.733

€ 104

€ 6.520

€ - 6.416

Saldo

€ 10.051

€ 634

€ 15.631

€ - 14.997

Omzet

Verschuldigde OB

Voorbelasting

Saldo

Eerste kwartaal 2012

€ 1.916

€ 115

€ 2.564

€ - 2.449

Tweede kwartaal 2012

€ 710

€ 70

€ 1.755

€ - 1.685

Derde kwartaal 2012

€ 1.467

€ 242

€ 2.023

€ - 1.781

Vierde kwartaal 2012

€ 10.057

€ 1.737

€ 3.845

€ - 2.108

Saldo

€ 14.150

€ 2.164

€ 10.187

€ - 8.023

Omzet

Verschuldigde OB

Voorbelasting

Saldo

Eerste kwartaal 2013

€ 378

€ 37

€ 1.342

€ - 1.305

Tweede kwartaal 2013

€ 473

€ 57

€ 2.210

€ - 2.153

Derde kwartaal 2013

€ 473

€ 57

€ 1.884

€ - 1.827

Vierde kwartaal 2013

€ 473

€ 57

€ 2.056

€ - 1.999

Saldo

€ 1.797

€ 208

€ 7.492

€ - 7.284

2.3.

De Inspecteur heeft op 12 maart 2014 bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting en inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) over de jaren 2011, 2012 en 2013. Op de eerste dag van het aangekondigde boekenonderzoek heeft belanghebbende aan de Belastingdienst medegedeeld dat de gehele administratie over de jaren 2012 en 2013 door toedoen van haar adviseur is kwijtgeraakt. Van de administratie over 2011 is een deel overgelegd. De Inspecteur heeft de bevindingen van het boekenonderzoek vastgelegd in een rapport. Bij brief van 21 oktober 2014 heeft de Inspecteur een kennisgeving voor het opleggen van de onderhavige boetes aan belanghebbende toegezonden en daarbij het concept rapport van het boekenonderzoek gevoegd.

2.4.

Op 13 november 2014 heeft een overleg plaatsgevonden tussen belanghebbende en de Inspecteur over, in elk geval, de aangekondigde correcties voor de omzetbelasting en IB/PVV.

2.5.

Het definitieve rapport met de bevindingen van het boekenonderzoek is opgemaakt op 18 december 2014. In het rapport heeft de Inspecteur medegedeeld dat hij voornemens is om de naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen op te leggen. In het rapport staat ten aanzien van de boetes onder meer het volgende vermeld:

‘De feiten en omstandigheden op grond waarvan ik deze vergrijpboete opleg betreffen:

U bent meerdere malen in de gelegenheid gesteld om de relevante stukken van de administratie die ten grondslag liggen aan de verschuldigde omzetbelasting en de teruggevraagde voorbelasting aan te reiken. U heeft op geen enkel verzoek of geen enkele brief van ons gereageerd. Een dergelijke gedraging, waarbij per saldo een teruggaaf wordt gevraagd, zonder adequate onderliggende relevante administratie, brengt de aanmerkelijke kans met zich mee dat daardoor onjuist of onterecht teruggaaf van belasting wordt gevraagd. U wist of had moeten/kunnen weten dat hiervan in dit geval sprake was.

Verder moet er gezien de inkopen welke wij hebben aangetroffen in de wel door u aangereikte administratie een bepaalde omzet zijn geweest. Het door mij gevraagde bewijs dat het bij de boekhouder verblijvende gedeelte van de boekhouding door u is teruggeëist is niet geleverd. Bij een dergelijke ernstig onzorgvuldige behandeling is sprake van voorwaardelijk opzet. In het bestuurlijke boeterecht hoort bij voorwaardelijke opzet een standaardboete van 50% op grond van artikel 67f AWR en paragraaf 25 en 28 BBBB. De standaard vergrijpboete is passend. Bijzondere omstandigheden die aanleiding geven om deze boete te matigen zijn mij niet bekend.’

2.6.

Met dagtekening 31 december 2014 zijn de naheffingsaanslagen, boetebeschikkingen en beschikkingen heffingsrente en belastingrente opgelegd.

2.7.

Met betrekking tot het jaar 2011 is door belanghebbende een kostenoverzicht verstrekt over het eerste kwartaal en in de administratie zijn facturen over 2011 aangetroffen. De Inspecteur heeft (na aanvankelijke correctie) in de uitspraak op bezwaar alsnog de door belanghebbende aangegeven omzet geaccepteerd en aftrek van voorbelasting toegestaan met betrekking tot de omzetbelasting die is vermeld op de aangetroffen facturen (€ 7.254). Dit betreft (afgerond) 47% van het geclaimde bedrag aan voorbelasting. De berekening van de naheffingsaanslag over 2011 luidt (na bezwaar) als volgt:

Verschuldigde omzetbelasting hoog tarief

€ 45

Verschuldigde omzetbelasting laag tarief

€ 589

Totaal

€ 634

(conform ingediende aangiften)

Voorbelasting op facturen

€ 7.254

Verschuldigde OB

- € 6.620

Verschuldigde OB op basis van aangiften

- € 14.997

Bedrag naheffingsaanslag

€ 8.377

2.8.

Met betrekking tot het jaar 2012 zijn geen administratie en inkoopfacturen overgelegd. De Inspecteur heeft aansluiting gezocht bij de aangifte IB/PVV over 2012. Volgens deze aangifte bedraagt de omzet € 36.067. Op grond daarvan heeft de Inspecteur de OB-omzet verhoogd tot € 36.067 door de categorie ‘laag tarief’ te verhogen met het verschil en de daarmee samenhangende verschuldigde omzetbelasting ‘laag tarief’ verhoogd tot € 1.627. De Inspecteur heeft, afgaande op de constatering voor 2011, een percentage van 49,75% van de geclaimde voorbelasting geaccepteerd. Dit bedrag is nader onderbouwd door de omzetbelasting te berekenen over de kosten zoals vermeld in de aangifte IB/PVV over 2012, waarbij de overige kosten voor een bedrag van € 4.926 zijn meegenomen in plaats van de aangegeven € 27.614. De berekening van de correctie over het jaar 2012 is als volgt:

Verschuldigde omzetbelasting hoog tarief

€ 1.852

(conform ingediende aangiften)

Verschuldigde omzetbelasting laag tarief

€ 1.627

Totaal

€ 3.479

Voorbelasting (49,75%)

€ 5.069

Verschuldigde OB

- € 1.590

Verschuldigde OB op basis van aangiften

- € 8.023

Bedrag naheffing

€ 6.433

2.9.

Met betrekking tot het jaar 2013 zijn geen administratie en facturen overgelegd. In de aangifte IB/PVV 2013 is geen winst uit onderneming aangegeven. Wel is in de aangifte IB/PVV 2013 loon uit dienstbetrekking bij [bedrijf] vermeld van € 30.145 en daarbij ingehouden loonheffing € 6.896. De Inspecteur heeft het aangegeven loon als OB-omzet aangemerkt in de verhouding 81% (laag tarief) en 19% (hoog tarief), voormeld bedrag aan loonheffing als bedrijfskosten aangemerkt en 21% van de bedrijfskosten als voorbelasting in mindering gebracht. De berekening van de correctie over het jaar 2013 is als volgt:

Verschuldigde omzetbelasting hoog tarief

€ 1.202

Verschuldigde omzetbelasting laag tarief

€ 1.465

Totaal

€ 2.667

Voorbelasting (21% van € 6.896)

€ 1.448

Verschuldigde OB

€ 1.219

Verschuldigde OB op basis van aangiften

- € 7.284

Bedrag naheffing

€ 8.503

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Is voor de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2013 sprake van omkering en verzwaring van de bewijslast?

II. Zijn de naheffingsaanslagen terecht en tot de juiste bedragen opgelegd?

III. Zijn de boetes terecht opgelegd en, zo ja, zijn de boetebedragen passend en geboden?

Belanghebbende is van mening dat deze vragen ontkennend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt, en hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraken op bezwaar en de naheffingsaanslagen, boetebeschikkingen en beschikkingen heffingsrente en belastingrente. De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank voor zover het de beslissingen omtrent de boetebeschikkingen, de proceskosten en het griffierecht betreft, tot ongegrondverklaring van het beroep betreffende de boetebeschikkingen en bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank voor het overige.

4 Gronden

5 Beslissing