Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 25-07-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:2847, 18/00462

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 25-07-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:2847, 18/00462

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
25 juli 2019
Datum publicatie
28 oktober 2019
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2019:2847
Formele relaties
Zaaknummer
18/00462

Inhoudsindicatie

Waardering onroerende zaak op gecorrigeerde vervangingswaarde. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van structurele overcapaciteit bij en structurele leegstand van het kinderdagverblijf. Om die reden kan geen waardevermindering in verband met functionele veroudering plaatsvinden.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 18/00462

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 12 juli 2018, nummer SHE 17/617 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Boxmeer ,

hierna: de Heffingsambtenaar,

betreffende de hierna te noemen beschikking.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 30 april 2016 krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres] te [plaats 2] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum

1 januari 2015, voor het belastingjaar 2016, vastgesteld op € 634.000. In het desbetreffende geschrift is ook de aanslag onroerendezaakbelasting (gebruiker, niet-woning) 2016 (hierna: de aanslag) bekend gemaakt.

De Heffingsambtenaar heeft, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak op bezwaar de waarde gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 333. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 508.

1.4.

De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 14 juni 2019 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, [gemachtigde] , verbonden aan [kantoornaam] te [plaats 2] , als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de Heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar] , bijgestaan door [taxateur 1] , gecertificeerd WOZ taxateur.

1.7.

Aan het einde van de zitting heeft het Hof het onderzoek gesloten.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

De gemeente Boxmeer is eigenaar van een schoolgebouw met fietsenstalling. In het gebouw zijn drie gebruikers gevestigd met ieder een eigen postadres, waarvan [adres] in gebruik is bij het kinderdagverblijf van belanghebbende. Het kinderdagverblijf, gebouwd in 2005, is een zelfstandig en af te sluiten deel van het schoolgebouw. Tussen partijen is niet in geschil dat het kinderdagverblijf een zelfstandig WOZ-object vormt.

2.2.

Het kinderdagverblijf (hierna: de onroerende zaak) is op verzoek van de Heffingsambtenaar getaxeerd door [taxateur 1] , gecertificeerd WOZ-taxateur, werkzaam bij TOG Nederland. Volgens de op 1 februari 2018 door haar opgemaakte taxatiekaart bedraagt de getaxeerde waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum€ 649.826 (inclusief BTW). In de taxatiekaart heeft waardering plaatsgevonden met toepassing van de methode van de gecorrigeerde vervangingswaarde. Voor de vervangingswaarde en de technische afschrijving is aangesloten bij de landelijke taxatiewijzer deel I ‘Onderwijs’. Daarbij is geen rekening gehouden met afschrijving vanwege functionele veroudering.

2.3.

Belanghebbende heeft een taxatierapport overgelegd, opgesteld op 22 januari 2016 door [taxateur 2] Register Taxateur te [plaats 1] , werkzaam voor [kantoornaam] B.V. De waarde van de onroerende zaak is in dit taxatierapport per 1 januari 2014 getaxeerd op € 331.000. Het taxatierapport vermeldt dat sprake is van een incourant object en dat de waarde getaxeerd dient te worden bepaald als gecorrigeerde vervangingswaarde. Voor de vervangingswaarde en de technische veroudering heeft de taxateur, net zoals de taxateur van de gemeente, aansluiting gezocht bij de landelijke taxatiewijzer deel I ‘Onderwijs’. Verder is een correctie voor economische veroudering aangehouden van 45%.

2.4.

Het Hof heeft op 22 februari 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belang- hebbende betreffende de WOZ-waarde van de onroerende zaak op waardepeildatum 1 januari 2014 voor het belastingjaar 2015 (ECLI:NL:GHSHE:2018:747). Het Hof heeft de waarde in goede justitie vastgesteld op € 480.000.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de Heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak te hoog heeft vastgesteld. Belanghebbende vindt van wel. De Heffingsambtenaar heeft de tegenovergestelde mening.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak van de Heffingsambtenaar en wijziging van de beschikking naar een waarde van € 469.000. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden