Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 25-07-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:2850, 18/00643

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 25-07-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:2850, 18/00643

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
25 juli 2019
Datum publicatie
16 oktober 2019
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2019:2850
Zaaknummer
18/00643

Inhoudsindicatie

Schending motiveringsbeginsel. De Heffingsambtenaar maakt aannemelijk dat de waarde van de onroerende zaak niet tot een te hoog bedrag is vastgesteld.

Uitspraak

Team belastingrecht

Enkelvoudige Belastingkamer

Kenmerk: 18/00643

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Limburg (hierna: de Rechtbank) van 9 oktober 2018, nummer ROE 17/3233, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen Limburg,

hierna: de Heffingsambtenaar,

betreffende de hierna vermelde beschikking en aanslag.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) een beschikking gegeven waarbij de waarde van de onroerende zaak [adres 1] te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak) per de waardepeildatum 1 januari 2016 is vastgesteld op € 131.000 voor het jaar 2017 (hierna: de WOZ-beschikking). Tegelijkertijd is aan belanghebbende een aanslag onroerendezaakbelasting voor het jaar 2017 opgelegd (hierna: de aanslag ozb). De WOZ-beschikking en de aanslag ozb zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Heffingsambtenaar gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. De griffier van de Rechtbank heeft een griffierecht geheven van € 46.

De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, bepaald dat de rechtsgevolgen van de uitspraken op bezwaar in stand blijven en gelast dat de Heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht vergoedt.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

De griffier heeft een griffierecht geheven van € 126. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 18 juli 2019 te ‘s-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, [A] (taxateur).

1.5.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak. Het betreft een rijwoning met bouwjaar 1948, met een inhoud van 265 m³ en een perceeloppervlakte van 142 m². De onroerende zaak beschikt over een souterrain met een inhoud van 90 m³, een berging met een inhoud van 25 m³ en meerdere overkappingen.

2.2.

Ter onderbouwing van de beschikte waarde van € 131.000 verwijst de Heffingsambtenaar naar het op 18 juni 2018 door taxateur [A] opgemaakte taxatierapport (hierna: het rapport [A] ). De in het rapport [A] bepaalde waarde van € 132.000 wordt onderbouwd aan de hand van de verkoopcijfers van [adres 2] (verkocht op 5 september 2016 voor € 123.000), [adres 3] (verkocht op 9 oktober 2015 voor € 129.000) en [adres 4] (verkocht op 1 mei 2015 voor € 150.000), allen gelegen te [woonplaats] .

2.3.

Belanghebbende verwijst ter onderbouwing van de door hem bepleite waarde van € 122.500 naar de eigen koopsom. De onroerende zaak is door belanghebbende gekocht op 17 november 2014 voor een bedrag van € 122.500.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Heeft de Rechtbank ten onrechte geen proceskostenvergoeding toegekend?

II. Is de waarde van de onroerende zaak per de waardepeildatum 1 januari 2016 te hoog vastgesteld?

Belanghebbende is van mening dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vermindering van de WOZ-waarde tot € 122.500 en tot toekenning van een proceskostenvergoeding. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing