Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-07-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:2907, 18/00520

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-07-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:2907, 18/00520

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
31 juli 2019
Datum publicatie
29 oktober 2019
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2019:2907
Zaaknummer
18/00520

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Aftrekbare giften.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 18/00520

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 3 augustus 2018, nummer BRE 17/4815, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de hierna vermelde aanslag en beschikking.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2015 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.189 (hierna: de aanslag). Gelijktijdig is bij beschikking een bedrag van € 40 aan belastingrente in rekening gebracht (hierna: de beschikking). Na daartegen gemaakt bezwaar zijn de aanslag en beschikking bij uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 126. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 20 juni 2019 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, [inspecteur] .

1.6.

Aan het einde van de zitting heeft het Hof het onderzoek gesloten.

1.7

Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde tijdens de zitting stelt het Hof de volgende feiten vast:

2.1.

Belanghebbende heeft voor het onderhavige jaar aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 21.317. Daarbij is rekening gehouden met een giftenaftrek van € 3.575. Dit bedrag heeft betrekking op onderstaande giften:

[Stichting 1] ( [Stichting 1] )

€ 50

[Stichting 2] ( [Stichting 2] )

€ 1.060

[Stichting 3] ( [Stichting 3] )

€ 200

[Stichting 4]

€ 3.500

[Stichting 5] ( [Stichting 5] )

€ 820

Totaal andere giften

€ 5.630

Drempel

-/- € 357

Totaal na drempel

€ 5.273

Maximale aftrek andere giften (10%)

€ 3.575

2.2.

Naar aanleiding van de aangifte heeft de Inspecteur belanghebbende verzocht om nadere informatie te verstrekken over de in de aangifte vermelde giften. Met dagtekening 3 maart 2017 heeft de Inspecteur de aanslag opgelegd. Hij heeft daarin de aangifte gecorrigeerd door de giftenaftrek te verminderen tot € 703. Alleen de aangegeven gift van € 1.060 aan [Stichting 2] , die bestaat uit een betaling in contanten van € 400 en girale betalingen van, in totaal, € 660, is geaccepteerd. Deze gift is verminderd met het drempelbedrag. Het bezwaar van belanghebbende tegen de aanslag en beschikking is in de uitspraken op bezwaar ongegrond verklaard.

2.3.

Belanghebbende heeft de volgende stukken overgelegd:

 Kwitanties die betrekking hebben op contante giften van belanghebbende aan [Stichting 4] van, in totaal, € 3.500. Deze kwitanties zijn voorzien van de volgende gegevens:

datum

bedrag gift

kwitantienummer

5 november 2015

€ 1.000

[nummer 1]

25 november 2016

€ 1.000

[nummer 2]

6 december 2015

€ 1.500

[nummer 3]

 Een grootboekmutatiekaart van [Stichting 4] over de periode 1 november 2015 tot en met 6 december 2015. Deze grootboekmutatiekaart vermeldt – voor zover van belang – het volgende:

dagboek

datum

Bkst.

Omschrijving

credit

1000 kas

5-11-2015

[nummer 1]

[belanghebbende]

1.000,00

1000 kas

25-11-2015

[nummer 2]

[de vrouw] [echtgenote belanghebbende]

1.000,00

1000 kas

06-12-2015

[nummer 3]

[belanghebbende]

1.500,00

 Een kwitantie van [Stichting 2] van 15 juli 2015 met kwitantienummer [nummer 4] die een gift van belanghebbende van € 400 vermeldt;

 Een grootboekmutatiekaart van [Stichting 2] van 15 juli 2015. Deze grootboekmutatiekaart vermeldt – voor zover van belang – het volgende:

dagboek

datum

Bkst.

Omschrijving

credit

1000 kas

15-7-2015

[nummer 4]

[belanghebbende]

400,00

 Een kwitantie van [Stichting 3] van 29 december 2015 met kwitantienummer [nummer 5] die een gift van belanghebbende van € 200 vermeldt;

 Een grootboekmutatiekaart van [Stichting 3] van 29 december 2015. Deze grootboekmutatiekaart vermeldt – voor zover van belang – het volgende:

dagboek

datum

Bkst.

Omschrijving

credit

1000 kas

29-12-2015

[nummer 5]

[belanghebbende]

200,00

 Een verklaring gedateerd 9 mei 2019 van [A] (hierna: [A] ), voorzitter van [Stichting 3] , en [B] (hierna: [B] ), penningmeester van [Stichting 2] en ten tijde van de kwitantie van 29 december 2015 tevens in dienst van [Stichting 3] als “onderwijs begeleidend personeel”;

 Een uittreksel van de Kamer van Koophandel betreffende de voormalig bestuurders van [Stichting 4] ;

 Een transactieoverzicht over de periode 19 april 2015 tot en met 26 december 2015 van [belanghebbende] eo [de vrouw] dat betrekking heeft op overboekingen met vermelding “gift” naar [Stichting 2] van, in totaal, € 495;

 Transactieoverzichten over de periode 1 juli 2014 tot en met 31 december 2015, voor zover die zien op opnames van contant geld van minimaal € 200 in 2014 en minimaal € 100 in 2015.

2.4.

Belanghebbende was in het onderhavige jaar penningmeester van [Stichting 4] en [Stichting 5] . [Stichting 4] is een van de vele ANBI’s van [Stichting 5] . Bij [Stichting 4] is belanghebbende nog steeds actief als penningmeester. [Stichting 3] is een van de internaten van [Stichting 6] . Belanghebbende is per 31 december 2015 penningmeester van [Stichting 3] .

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de Inspecteur de door belanghebbende geclaimde aftrekbare giften terecht heeft gecorrigeerd met € 3.500 ( [Stichting 4] ), € 200 ( [Stichting 3] ) en € 820 ( [Stichting 5] ).

Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Ter zitting hebben partijen hun standpunt nader toegelicht.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot een aanslag rekening houdend met de (maximale) aftrek van € 3.575 aan giften. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

3.4.

Tussen partijen is niet in geschil dat:

- De giftenaftrek terecht is geweigerd voor zover deze ziet op de door belanghebbende gestelde gift van € 50 aan [Stichting 1] ;

- De stichtingen waar belanghebbende aan stelt te hebben geschonken kwalificeren als algemeen nut beogende instellingen (ANBI’s).

4 Gronden

5 Beslissing