Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-08-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3257, 18/00646

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-08-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3257, 18/00646

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
30 augustus 2019
Datum publicatie
1 oktober 2019
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2019:3257
Zaaknummer
18/00646

Inhoudsindicatie

Het Hof is met belanghebbende van oordeel dat het logisch is dat hij zich onder de door hem geschetste omstandigheden niet serieus genomen voelt door de Heffingsambtenaar, zich gedwongen acht om beroep in te stellen en meent dat hij onnodig op kosten wordt gejaagd. Het Hof acht daarom termen aanwezig de Heffingsambtenaar te veroordelen tot betaling van een tegemoetkoming in de proceskosten.

Uitspraak

Team belastingrecht

Enkelvoudige Belastingkamer

Kenmerk: 18/00646

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Limburg (hierna: de Rechtbank) van 12 oktober 2018, nummer AWB 17/3660 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de BsGW Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen,

hierna: de Heffingsambtenaar,

betreffende de hierna vermelde beschikking en aanslag.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Bij beschikking van 28 februari 2017 (hierna: de beschikking) heeft de Heffingsambtenaar op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres 1] 11 te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2016, voor het kalenderjaar 2017, vastgesteld op € 361.000. De beschikking is op hetzelfde aanslagbiljet vermeld als de aanslag onroerende-zaakbelastingen voor het jaar 2017 (hierna: de aanslag ozb). Na tegen de beschikking en de aanslag gemaakt bezwaar heeft de Heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de vastgestelde waarde en de aanslag gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46.

De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. De griffier heeft van belanghebbende een griffierecht geheven van € 126. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

De zitting heeft plaatsgehad op 4 juli 2019 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar is toen verschenen en gehoord [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende. De Heffingsambtenaar is niet verschenen. Hij heeft de griffier korte tijd vóór aanvang van de zitting telefonisch bericht niet aanwezig te zullen zijn.

1.5.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak. Het betreft een omstreeks 2011 gebouwde geschakelde woning met een inhoud van 573 m3. Tot de onroerende zaak behoren een serre en een inpandige garage. Het perceel waarop de woning is gelegen heeft een oppervlakte van 299 m2.

2.2.

Belanghebbende heeft bij zijn aanvullend bezwaarschrift van 1 september 2017 een taxatierapport overgelegd, opgemaakt op 31 augustus 2017 door taxateur [taxateur 1] , waarin de waarde van de onroerende zaak op 1 januari 2017 is bepaald op € 320.000 aan de hand van de verkoopcijfers van [adres 2] 99A te [plaats] en [adres 3] 1, [adres 4] 17 en [adres 5] 2 te [woonplaats] . Hij stelt zich daarbij op het standpunt dat de Heffingsambtenaar in het “Taxatieverslag Woning” onvoldoende rekening heeft gehouden met de scheurvorming en de ligging onder de aanvliegroute van Maastricht Aachen Airport.

2.3.

De Heffingsambtenaar heeft ter onderbouwing van de WOZ-waarde van € 361.000 bij zijn verweerschrift in eerste aanleg van 22 augustus 2018 een taxatierapport overgelegd van 2 augustus 2018 opgemaakt door [taxateur 2] . In dit taxatierapport, met als bijlage een taxatiematrix, wordt de onroerende zaak vergeleken met de vergelijkingsobjecten [adres 6] 2, 30 en 34 te [woonplaats] . De scheurvorming is betrokken door de staat van onderhoud als “matig” (factor 2) te kwalificeren. De ligging ten opzichte van de aanvliegroute van de onroerende zaak is gelijk aan die van de vergelijkingsobjecten en daarmee wordt dit aspect geacht te zijn verdisconteerd in de verkoopcijfers van die objecten. In de visie van de taxateur onderbouwen de verkoopcijfers een waarde van € 369.000 voor de onroerende zaak, hetgeen betekent dat de bepaalde waarde niet te hoog is.

2.4.

Ter zitting heeft belanghebbende, net als bij de Rechtbank, te kennen gegeven dat hij zich kan vinden in de motivering van de waarde in het taxatierapport van de Heffingsambtenaar van 22 augustus 2018 en in de vastgestelde waarde van de onroerende zaak van € 361.000.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of belanghebbende recht heeft op een proceskostenvergoeding voor het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof.

Belanghebbende is van mening dat deze vraag bevestigend moeten worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunt in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot het vaststellen van een proceskostenvergoeding voor het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof.

De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing