Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-09-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3401, 18/00513 tot en met 18/00516

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-09-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3401, 18/00513 tot en met 18/00516

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
13 september 2019
Datum publicatie
19 november 2019
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2019:3401
Formele relaties
Zaaknummer
18/00513 tot en met 18/00516

Inhoudsindicatie

Geen ambtelijk verzuim omdat de inspecteur bij het opleggen van de aanslagen niet gehouden was om nader onderzoek te doen. Op grond van de tijdsverdeling, taken en verantwoordelijkheden is geen sprake van een zakelijke resultaatverdeling tussen de vennoten. Geen schending van het vertrouwensbeginsel op grond van de enkele omstandigheid dat de aangiften zijn gevolgd.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 18/00513 tot en met 18/00516

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 6 augustus 2018, nummers BRE 17/3392 tot en met BRE 17/3395, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de hierna vermelde belastingaanslagen.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.1.

Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] H.17.01 over het jaar 2011 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premieheffing volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, naar een inkomen uit werk en woning van € 61.058. Gelijktijdig is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht ten bedrage van € 1.066. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak de navorderingsaanslag verminderd naar een inkomen uit werk en woning van € 59.092 en de heffingsrente verminderd tot € 915.

1.1.2.

Over het jaar 2012 is aan belanghebbende onder aanslagnummer [aanslagnummer] H.27.01 een navorderingsaanslag in de IB/PVV opgelegd, naar een inkomen uit werk en woning van € 69.048. Gelijktijdig is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht ten bedrage van

€ 765. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak de navorderingsaanslag verminderd naar een inkomen uit werk en woning van € 66.477 en de belastingrente verminderd tot € 616.

1.1.3.

Over het jaar 2013 is aan belanghebbende onder aanslagnummer [aanslagnummer] H.37.01 een navorderingsaanslag in de IB/PVV opgelegd, naar een inkomen uit werk en woning van € 65.843. Gelijktijdig is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht ten bedrage van € 561. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak de navorderingsaanslag verminderd naar een inkomen uit werk en woning van € 63.565 en de belastingrente verminderd tot € 468.

1.1.4.

Over het jaar 2014 is aan belanghebbende onder aanslagnummer [aanslagnummer] H.46.01 een aanslag in de IB/PVV opgelegd, naar een inkomen uit werk en woning van € 76.013. Gelijktijdig is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht ten bedrage van € 390. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak de aanslag verminderd naar een inkomen uit werk en woning van € 73.394 en de belastingrente verminderd tot € 327.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 126. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

De zitting heeft plaatsgehad op 1 augustus 2019 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende [gemachtigde] alsmede, namens de Inspecteur, [inspecteur] .

1.5.

Aan het einde van de zitting heeft het Hof het onderzoek gesloten.

2 Feiten

De volgende feiten en omstandigheden zijn voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende is gehuwd met [A] (hierna: de echtgenote).

2.2.

Belanghebbende is in fulltime dienstverband werkzaam bij [B BV] .

Daarnaast exploiteerde hij sinds 1 maart 2002 samen met de echtgenote een winkel in

brocante, meubelen, glaswerk, keukengerei en cadeauartikelen. Dit deden zij in de vorm van

een vennootschap onder firma genaamd [C VOF] (hierna: de vof). Inmiddels is de

winkel gesloten. Een vof-overeenkomst is nooit opgesteld.

2.3.

De activiteiten die belanghebbende in het kader van de vof verrichtte, bestonden uit

voorbereidende werkzaamheden, het opknappen van meubels en assistentie bij de inkopen.

Hij hield zich daar in de onderhavige jaren gedurende gemiddeld 5 uur per week mee bezig.

De echtgenote voerde het dagelijkse beheer van de winkel, verzorgde de inkopen en de .

dagelijkse administratie van de winkel. Zij hield zich daar in de onderhavige jaren gemiddeld

gedurende 40 tot 50 uur per week mee bezig.

2.4.

Na een startverlies zijn in de vof in de jaren vanaf 2004 tot en met 2014 de volgende

resultaten behaald:

Jaar

Resultaat

2004

€4.438

2005

€ 28.425 (negatief)

2006

€ 38.060 (negatief)

2007

€ 15.986 (negatief)

2008

€ 4.521 (negatief)

2009

€ 32.205 (negatief)

2010

€ 26.248 (negatief)

2011

€ 25.622 (negatief)

2012

€ 24.608 (negatief)

2013

€ 27.992 (negatief)

2014

€ 30.085 (negatief)

Het in 2004 behaalde positieve resultaat is volledig aan de echtgenote toegerekend. De in de

jaren 2005 tot en met 2014 behaalde negatieve resultaten zijn volledig aan belanghebbende

toegerekend.

2.5.

Belanghebbende heeft op respectievelijk 12 april 2012, 24 juni 2013, 28 mei 2014

en 26 augustus 2015 zijn aangiften IB/PVV over de jaren 2011 tot en met 2014 ingediend

waarbij de in die jaren behaalde verliezen volledig aan hem zijn toegerekend (zie 2.4). Bij de

aanslagregeling heeft de Inspecteur de aanslagen IB/PVV over de jaren 2011 tot en met 2013

opgelegd conform de ingediende aangiften.

2.6.

Vervolgens heeft de Inspecteur bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld.

Het onderzoek betrof onder meer de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV over de

jaren 2011 toten met 2014. De Inspecteur concludeert in het controlerapport van 25 april

2016 dat de binnen de vof toegepaste winst-/verliesverdeling niet zakelijk is en stelt de

verdeling tussen belanghebbende en de echtgenote vast op 50%:50%.

2.7.

Naar aanleiding van de bevindingen uit het boekenonderzoek heeft de Inspecteur de

onderhavige (navorderings)aanslagen aan belanghebbende opgelegd. Hij is daarbij

afgeweken van de toegepaste winst-/ en verliesverdeling, heeft deze in de onderhavige jaren

op 50%:50% gesteld en heeft correcties privégebruik auto gemaakt.

2.8.

Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaren gedeeltelijk gegrond verklaard. Hij heeft daarbij de correcties privégebruik auto laten vervallen, de heffings- en belastingrentebeschikkingen dienovereenkomstig verminderd en de winstcorrecties gehandhaafd.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

  1. Is voor de jaren 2011 tot en met 2013 sprake van een voor navordering vereist nieuw feit?

  2. Is de tussen belanghebbende en zijn echtgenote overeengekomen resultaatverdeling zakelijk?

  3. Is sprake van een bij belanghebbende in rechte te honoreren vertrouwen ter zake van de door belanghebbende en zijn echtgenote toegepaste resultaatverdeling?

Belanghebbende is van mening dat vraag 1 ontkennend en de vragen 2 en 3 bevestigend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Ter zitting hebben zij hun standpunten nader toegelicht, maar daaraan geen nieuwe argumenten toegevoegd.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, vernietiging van de navorderingsaanslagen en vermindering van de aanslag IB/PVV 2014 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 60.457. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing