Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-05-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:1982, 18/00222 en 18/00223A

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-05-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:1982, 18/00222 en 18/00223A

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
24 mei 2019
Datum publicatie
1 november 2019
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2019:4053
Formele relaties
Zaaknummer
18/00222 en 18/00223A

Inhoudsindicatie

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de aanslag in de toeristenbelasting 2015 en de voorlopige aanslag in de toeristenbelasting 2016 terecht en tot het juiste bedrag aan belanghebbende zijn opgelegd. Het Hof oordeelt dat belanghebbende voor beide jaren ten onrechte is aangemerkt als belastingplichtige voor de toeristenbelasting. Haar betrokkenheid bij de verhuur van de vakantiewoningen is onvoldoende voor de conclusie dat zij gelegenheid biedt tot het houden van verblijf in die vakantiewoningen.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 18/00222 en 18/00223

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 12 april 2018, nummers BRE 17/1625 en 17/1626, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Oisterwijk,

hierna: de Heffingsambtenaar,

betreffende de hierna te vermelden belastingaanslagen.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2015 een aanslag in de toeristenbelasting opgelegd van € 102.674,50 (hierna: de aanslag 2015). Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de aanslag 2015 gehandhaafd.

1.1.2.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2016 een voorlopige aanslag in de toeristenbelasting opgelegd van € 77.005,15 (hierna: de voorlopige aanslag 2016). Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de voorlopige aanslag 2016 gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van de in 1.1.1 en 1.1.2 genoemde uitspraken op bezwaar in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft de zaken geregistreerd onder de nummers 17/1625 (aanslag 2015) en 17/1626 (voorlopige aanslag 2016). Voor het beroep met nummer 17/1625 heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 333.

De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Voor dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 508.

De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 17 april 2019 te ‘s-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord [B] , directeur van belanghebbende, tot bijstand vergezeld van [C] , alsmede, namens de Heffingsambtenaar, [D] en [E] . De Heffingsambtenaar heeft tijdens de zitting zonder bezwaar van de wederpartij een stuk aan het Hof overgelegd.

1.6.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.7.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende exploiteert een park met vakantiewoningen. Van de 55 vakantiewoningen in het park zijn er 9 in particulier eigendom, de overige 46 vakantiewoningen worden door belanghebbende gehuurd van, de aan belanghebbende gelieerde vennootschap, [F] B.V.. In deze 46 vakantiewoningen zijn arbeidsmigranten gehuisvest die als uitzendkracht werken voor [G] en [H] . Belanghebbende heeft overeenkomsten van verhuur gesloten met het gecertificeerde verhuurbedrijf ‘ [A] ’ te [plaats] . [A] regelt voor de genoemde uitzendbureaus de huisvesting van de arbeidsmigranten. De arbeidsmigranten verblijven tezamen met andere arbeidsmigranten in de vakantiewoningen die voor 4 of 5 personen geschikt zijn.

[A] en/of het uitzendbureau regelt de plaatsing in de vakantiewoningen en houdt de verblijfsregisters bij.

2.2.

De verhuurovereenkomsten die belanghebbende met [A] heeft gesloten bevatten onder meer de volgende bepalingen:

2.3.

Het officiële receptiegebouw op het park is gesloten. Eén van de door [A] gehuurde vakantiewoningen doet dienst als receptie voor de sleuteluitgifte en –inname.

[A] verzorgt het algemene beheer, het schoonhouden van de vakantiewoningen, het opruimen van het afval en het bijhouden van de inventaris. De verplichting tot groot onderhoud van de vakantiewoningen berust bij de eigenaar. De eigenaar heeft ook de opstalverzekering gesloten.

2.4.

Tot de gedingstukken behoort een email van [A] aan de gemeente Oisterwijk van 31 mei 2017 waarin het volgende is vermeld:

“(….) Zoals u wellicht bekend, huurt [A] B.V. sinds geruime tijd diverse bungalows gelegen op [het park] te [vestigingsplaats] van de vastgoedeigenaar [belanghebbende] B.V. (eveneens gevestigd te [vestigingsplaats] ). Tussen [A] B.V. en [belanghebbende] B.V. is contractueel overeengekomen dat de verschuldigde huurvergoeding inclusief toeristenbelasting is. Dit betekent dan ook dat [belanghebbende] B.V. toeristenbelasting aan de gemeente Oisterwijk dient af te dragen en niet [A] B.V. (….).”.

2.5.

Volgens de verblijfsregisters van [H] verbleven in 2015 ongeveer 112 personen per dag in vakantiewoningen op het park en volgens de verblijfsregisters van [G] betrof het ongeveer 82 personen per dag.

Belanghebbende heeft deze gegevens doorgegeven aan de Heffingsambtenaar. De aanslag 2015 is opgelegd naar het bedrag van 365 x (112+82) * € 1,45 = 70.810 * € 1,45 =

€ 102.674,50.

De voorlopige aanslag 2016 is opgelegd naar 75% van het aantal overnachtingen van 2015, dus naar 53.107 overnachtingen (53.107 * € 1,45 = € 77.005,15).

2.6.

De Verordening op de heffing en de invordering van Toeristenbelasting (1e wijziging) gemeente Oisterwijk 2015 (hierna: de verordening toeristenbelasting) is vastgesteld door de raad van de gemeente Oisterwijk op 26 februari 2015. De verordening toeristenbelasting luidt, voor zover van belang, als volgt:

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam ‘toeristenbelasting’ wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

Artikel 3 Belastingplicht

1. Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot het houden van verblijf als bedoeld in artikel 2.

2. De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

3. Indien met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is aan te wijzen, is belastingplichtig degene die overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 verblijf houdt.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar. Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten.

Artikel 5 Belastingtarief

1. De belasting bedraagt, per persoon, per overnachting € 1,45.

2. (…).

(….)

Artikel 14 Verblijfsadministratie

1. De belastingplichtige als bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden een dusdanige verblijfsadministratie te voeren dat op basis hiervan de aangifte inzake de toeristenbelasting als bedoeld in artikel 13 kan worden gecontroleerd. De verblijfsadministratie dient tenminste te voldoen aan het door de gemeente beschikbaar gestelde verblijfsregister, dat desgewenst kosteloos digitaal beschikbaar wordt gesteld.

2. Bij gebreke aan een in het eerste lid genoemde verblijfsadministratie treedt de sanctie van artikel 13, tweede en derde lid in werking.

(….)”.

2.7.

De Verordening op de heffing en de invordering van Toeristenbelasting 2016 van de gemeente Oisterwijk is gelijkluidend aan de in 2.6 aangehaalde verordening toeristenbelasting.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de aanslag 2015 en de voorlopige aanslag 2016 terecht en tot het juiste bedrag aan belanghebbende zijn opgelegd. Meer in bijzonder is in geschil het antwoord op de volgende vragen:

I. Komt belanghebbende in aanmerking voor de vrijstelling als bedoeld in artikel 7, aanhef en lid 1, onderdeel b, van de verordening toeristenbelasting?;

II. Dienen de arbeidsmigranten (ambtshalve) als ingezetenen te worden ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) van de gemeente Oisterwijk ?;

III. Zijn de arbeidsmigranten aan te merken als forensen en dient aan hen een aanslag forensenbelasting te worden opgelegd?;

IV. Kan belanghebbende namens de arbeidsmigranten de door hen verschuldigde aanslagen forensenbelasting voldoen in plaats van de onderhavige aanslag 2015 en voorlopige aanslag 2016?;

V. Zijn de aanslagen in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel, het evenredigheidsbeginsel en het gelijkheidsbeginsel opgelegd?;

VI. Is belanghebbende belastingplichtig voor de toeristenbelasting omdat zij gelegenheid biedt tot verblijf?;

VII. Dient de aanslag 2015 te worden vernietigd omdat aan [A] ook een aanslag toeristenbelasting 2015 is opgelegd en die aanslag niet is vernietigd vóór 31 oktober 2016, de datum waarop aan belanghebbende de aanslag 2015 is opgelegd?;

VIII. Zijn de aanslagen te hoog omdat de arbeidsmigranten wel verblijf houden in de woningen maar er niet altijd overnachten?

Belanghebbende beantwoordt de vragen I tot en met V, VII en VIII bevestigend en vraag VI ontkennend. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor dat wat zij ter zitting hebben aangevoerd wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en

- vernietiging van de aanslag 2015, subsidiair vermindering van de aanslag 2015 tot € 31.828,95 en meer subsidiair vermindering van de aanslag 2015 tot € 63.930, en

- vernietiging van de voorlopige aanslag 2016, subsidiair vermindering van de voorlopige aanslag 2016 tot € 23.872,80.

De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing