Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 28-02-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:726, 17/00708

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 28-02-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:726, 17/00708

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
28 februari 2019
Datum publicatie
15 mei 2019
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2019:726
Formele relaties
Zaaknummer
17/00708

Inhoudsindicatie

Verwijzing HR 29 september 2017, nr. 15/04099, ECLI:NL:HR:2017:2461. Belanghebbende maakt na cassatie niet aannemelijk dat de kosten die aan haar door derden in rekening zijn gebracht rechtstreeks en onmiddellijk verband houden met een (niet vrijgestelde) prestatie aan D cs. Belaste commissionairsdienst is evenmin aannemelijk gemaakt. Het neutraliteitsbeginsel is niet geschonden. Geen analoge toepassing PPG-Holdingarrest.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 17/00708

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland te Arnhem (hierna: de Rechtbank) van 9 januari 2014, nummer AWB 13/3953 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de hierna te vermelden naheffingsaanslag.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] over het tijdvak 1 oktober 2012 tot en met 31 december 2012 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd naar een bedrag van € 10.402 aan belasting. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak de naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank Gelderland. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 318. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 493. Gerechtshof Arnhem‑Leeuwarden heeft de uitspraak van Rechtbank Gelderland, de uitspraak van de Inspecteur en de naheffingsaanslag vernietigd, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 2.203 en gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het door haar bij de Rechtbank en het Hof betaalde griffierecht vergoedt.

1.4.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden beroep in cassatie ingesteld. Bij arrest van 29 september 2017, nr. 15/04099, ECLI:NL:HR:2017:2461, heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vernietigd en het geding naar dit Hof verwezen ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het arrest.

1.5.

Belanghebbende en de Inspecteur zijn door de griffier in de gelegenheid gesteld tot een schriftelijke reactie op het verwijzingsarrest. Belanghebbende heeft bij brief van 7 december 2017 een conclusie ingezonden. De Inspecteur heeft bij brief van 25 januari 2018 een reactie op het arrest en op de conclusie van belanghebbende ingezonden.

1.6.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft de Inspecteur vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 21 september 2018 te ‘s‑Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord [A] , [B] en [C] , namens belanghebbende, en [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.8.

Belanghebbende heeft tijdens deze zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

1.9.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.10.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Voor de vaststaande feiten verwijst het Hof naar de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.13 van de uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en naar de feitelijke uitgangspunten onder 2.1 tot en met 2.1.6 van het verwijzingsarrest, die alle als hier herhaald en ingelast moeten worden beschouwd.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de door externe adviseurs aan belanghebbende in rekening gebrachte omzetbelasting van € 102.694 door belanghebbende als voorbelasting in aanmerking kan worden genomen.

Belanghebbende is van mening dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor dat wat hieraan op de zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraak van de Inspecteur en van de naheffingsaanslag. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing