Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-03-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1028, 19/00347 tot en met 19/00351

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-03-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1028, 19/00347 tot en met 19/00351

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
19 maart 2020
Datum publicatie
3 april 2020
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:1028
Formele relaties
Zaaknummer
19/00347 tot en met 19/00351

Inhoudsindicatie

Tussen partijen is in geschil de hoogte van de door de inspecteur te betalen immateriële schadevergoeding in verband met de overschrijding van de redelijke termijn. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat de bezwaarfase is geëindigd op het moment dat over het inhoudelijke geschil is beslist. Onder verwijzing naar jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep komt het hof tot het oordeel dat de bezwaarfase eindigt als over het geschil en alle daarmee samenhangende kosten, waaronder begrepen proceskosten, is beslist. De inspecteur dient aan belanghebbende een immateriële schadevergoeding van € 11.500 te betalen.

Het verzoek om een integrale proceskostenvergoeding wijst het hof af.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 19/00347 tot en met 19/00351

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 28 mei 2019, nummers BRE 17/672 tot en met 17/676, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

en

de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn de hierna vermelde (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Tevens is bij beschikking rente in rekening gebracht dan wel vergoed en zijn bij beschikkingen boetes opgelegd tot de volgende bedragen:

(Navorderings)aanslag

Aanslagnummer

Dagtekening

Boete

Rente

IB/PVV 2001

[aanslagnummer] H.16

17 december 2004

€ 4.900

€ 1.011

IB/PVV 2002

[aanslagnummer] H.26

3 juni 2005

€ 340

€ 3.370

IB/PVV 2003

[aanslagnummer] H.36

1 september 2006

€ 340

€ 4.553

IB/PVV 2004

[aanslagnummer] H.46

21 december 2007

-

-/- € 203

IB/PVV 2004

[aanslagnummer] H.47

31 januari 2013

-

-

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de hiervoor genoemde aanslagen en beschikkingen, met uitzondering van de navorderingsaanslag IB/PVV 2004. De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 23 januari 2013 de aanslagen IB/PVV voor de jaren 2001 tot en met 2004 en de bijbehorende rente- en boetebeschikkingen vernietigd. Op 29 december 2016 is de navorderingsaanslag IB/PVV 2004 ambtshalve vernietigd.

1.3.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46.

De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard voor zover dit de aanslagen IB/PVV en de daarbij genomen boete- en rentebeschikkingen betreft, het beroep gegrond verklaard voor zover dit ziet op het niet nemen van een besluit inzake de kosten van bezwaar, de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.629, de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 7.500, de minister voor Rechtsbescherming veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 500 en gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht vergoedt.

1.4.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 128. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Vóór de zitting heeft belanghebbende nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij

1.6.

De zitting heeft plaatsgehad op 16 januari 2020 te ‘s-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, belanghebbende, zijn echtgenote en [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.7.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.8.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

2.1.

In de uitspraken op bezwaar van 31 januari 2013 heeft de inspecteur de aanslagen IB/PVV voor de jaren 2001 tot en met 2004, de boetebeschikkingen en de rentebeschikkingen vernietigd. Op de verzoeken tot vergoeding van de kosten van bezwaar en immateriële schade is niet beslist. De uitspraken op bezwaar vermelden daarover het volgende:

Verzoek tot kostenvergoeding

Uw cliënt heeft een verzoek gedaan tot een vergoeding van de kosten die hij redelijkerwijs voor de bezwaarschriften heeft moeten maken. U hebt aanvullend een verzoek gedaan tot immateriële schadevergoeding. Deze verzoeken heb ik losgekoppeld van de hierboven vermelde uitspraken zodat ik uitspraak op de bezwaarschriften kan doen. Ik zal een aparte beslissing nemen met betrekking tot het vaststellen van de vergoedingen.”.

2.2.

De navorderingsaanslag IB/PVV 2004 is gedagtekend 31 januari 2013. Deze navorderingsaanslag is het gevolg van een onjuiste aanname in de uitspraak op bezwaar ten aanzien van de hiervoor genoemde aanslag IB/PVV 2004. Belanghebbende heeft geen bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 2004.

2.3.

Belanghebbende heeft in 2016 een klacht ingediend over het uitblijven van een overzicht van de ontvanger van de door hem gedane betalingen en de aanslagen waarop die betalingen zijn afgeboekt. Naar aanleiding van die klacht heeft de ontvanger contact opgenomen met de inspecteur over de uitvoering van de uitspraken op bezwaar van 31 januari 2013. Door een administratieve fout kon destijds niet worden vastgesteld of uitvoering was gegeven aan de uitspraken op bezwaar van 31 januari 2013. Daarom zijn de aanslagen IB/PVV voor de jaren 2001 tot en met 2004 bij de verminderingsbeschikkingen van 29 december 2016 (nogmaals) verminderd tot nihil en is aan belanghebbende het teveel betaalde gerestitueerd.

2.4.

Op 29 december 2016 is eveneens een verminderingsbeschikking gegeven waarbij de navorderingsaanslag IB/PVV 2004 ambtshalve is vernietigd.

2.5.

Bij brief van 27 januari 2017 heeft belanghebbende beroep ingesteld. Het beroepschrift is op 30 januari 2017 binnengekomen bij de rechtbank Gelderland en door die rechtbank doorgezonden aan de rechtbank (Zeeland-West-Brabant).

2.6.

Op 10 mei 2017 is aan belanghebbende een vergoeding voor de kosten van bezwaar betaald van € 161.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is de hoogte van de immateriële schadevergoeding en de proceskostenvergoeding.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot een immateriële schadevergoeding met inachtneming van de periode 31 januari 2013 tot en met 30 januari 2017 en tot een integrale proceskostenvergoeding. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing