Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-04-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1221, 19/00618

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-04-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1221, 19/00618

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
9 april 2020
Datum publicatie
14 april 2020
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:1221
Zaaknummer
19/00618

Inhoudsindicatie

Het hof ziet in hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd geen reden om in dit geval af te wijken van de in de richtlijn genoemde norm van 2 uur voor een niet-inpandige woningtaxatie. Die norm is gebaseerd op hetgeen de hoven en de rechtbanken een redelijke tijdsbesteding achten bij een dergelijke taxatie, waarbij geen onderscheid is gemaakt op welke wijze die (niet-inpandige) taxatie is verricht. De enkele omstandigheid dat de taxateur de woning ter plekke heeft bekeken, leidt dan ook niet tot afwijking van het in de richtlijn geformuleerde uitgangspunt. Het hoger beroep is ongegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

Enkelvoudige Belastingkamer

Kenmerk: 19/00618

Uitspraak op het hoger beroep van

BsGW Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen Limburg

hierna: de heffingsambtenaar

tegen de uitspraak van de Rechtbank Limburg (hierna: de Rechtbank) van 3 oktober 2019, nummer ROE 19/234 in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) een beschikking gegeven (hierna: de WOZ-beschikking) en daarbij de waarde van de onroerende zaak, [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning) voor het belastingjaar 2018 vastgesteld.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.

1.3.

De heffingsambtenaar heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.

1.5.

De heffingsambtenaar heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

De heffingsambtenaar heeft in reactie op het verweerschrift een conclusie van repliek ingediend. Belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van dupliek ingediend.

1.7.

Met toestemming van partijen heeft het hof bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. Het hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de woning. Het betreft een hoekwoning, gelegen op een perceel van 192 m2.

2.2.

De waarde van de woning is door de heffingsambtenaar per de waardepeildatum 1 januari 2017 vastgesteld op € 200.000.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de waarde van de woning gehandhaafd.

2.3.

Ter onderbouwing van de waarde van de woning heeft de heffingsambtenaar een taxatierapport ingebracht. Hierin is de waarde per waardepeildatum 1 januari 2017 getaxeerd op € 203.000.

2.4.

Belanghebbende heeft in de bezwaarfase ter onderbouwing van de door hem verdedigde waarde van de woning eveneens een taxatierapport ingebracht. Dit rapport dateert van 3 oktober 2018 en is opgemaakt door [taxateur] , taxateur (hierna: de taxateur). De waarde van de woning per waardepeildatum 1 januari 2017 is hierin getaxeerd op € 168.000. De taxateur heeft de woning op 10 april 2018 uitpandig opgenomen.

2.5.

Ter zitting bij de rechtbank hebben partijen overeenstemming bereikt in die zin dat de waarde van de woning verlaagd moet worden naar € 186.000.

2.6.

De rechtbank heeft dienovereenkomstig uitspraak gedaan. Daarbij is het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de WOZ-waarde per waardepeildatum 1 januari 2017 vastgesteld op € 186.000. Tevens heeft de rechtbank de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten (inclusief de kosten van bezwaar) tot een bedrag van (in totaal) € 1.731,39 en hem opgedragen het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.

2.7.

De vergoeding van de proceskosten ziet voor een bedrag van € 1.532 op kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand, voor € 7 op kosten van kadastrale uittreksels en voor € 192,39 op kosten van het taxatierapport. Bij die laatste post is uitgegaan van een tijdsbesteding van 3 uren en een uurtarief van € 53 +/+ 21% BTW.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft uitsluitend het antwoord op de vraag op welk bedrag de vergoeding voor taxatiekosten dient te worden vastgesteld. De waarde van de woning en de overige elementen van de proceskostenvergoeding zijn niet (meer) in geschil.

3.2.

De heffingsambtenaar concludeert tot vaststelling van de vergoeding voor taxatiekosten op € 128,56 en in zoverre tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing