Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 16-01-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:126, 18/00206

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 16-01-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:126, 18/00206

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
16 januari 2020
Datum publicatie
22 januari 2020
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:126
Zaaknummer
18/00206

Inhoudsindicatie

Belanghebbende doet aangifte BPM voor een ingevoerde kampeerauto. Het Hof verwerpt het standpunt van de inspecteur dat de bewijslast voor de waardevermindering geheel bij belanghebbende rust. Beide partijen maken de door hen voorgestelde handelsinkoopwaarde en afschrijving niet aannemelijk. Het Hof stelt deze schattenderwijs vast.

Het incidentele hoger beroep van de inspecteur wordt niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 18/00206

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

en het incidentele hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 6 maart 2018, nummer BRE 16/4270, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de Inspecteur,

betreffende de hierna te noemen naheffingsaanslag en beschikking heffingsrente.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] met dagtekening 8 maart 2016 een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd ten bedrage van € 2.174 (hierna: de naheffingsaanslag) betreffende de kampeerauto, merk en type [merk en type] , VIN eindigend op [nummer] . Gelijktijdig is bij beschikking € 16 belastingrente vastgesteld.

1.2.

Na tegen de naheffingsaanslag gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. De griffier van de Rechtbank heeft een griffierecht geheven van € 168. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag verminderd naar € 1.724, de beschikking belastingrente dienovereenkomstig verminderd, de Inspecteur veroordeeld in de kosten van het bezwaar en het geding bij de Rechtbank aan de zijde van belanghebbende tot een bedrag van € 2.000 en de Inspecteur gelast om aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht te vergoeden.

1.4.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. De griffier heeft van belanghebbende een griffierecht geheven van € 253. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De Inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. Belanghebbende heeft het incidentele hoger beroep beantwoord.

1.6.

De zitting heeft plaatsgehad op 8 november 2019 te ‘s-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen namens belanghebbende, [A] , alsmede, namens de Inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] , [inspecteur 3] en [inspecteur 4] .

1.7.

De Inspecteur heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het Hof en door tussenkomst van de griffier aan de wederpartij, welke pleitnota met instemming van partijen wordt geacht ter zitting te zijn voorgedragen.

1.8.

Belanghebbende heeft op deze zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

1.9.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende heeft op 22 december 2014 aangifte gedaan van de door hem, voor de registratie van een kampeerauto, op grond van de Wet BPM verschuldigde belasting. De kampeerauto is afkomstig uit een andere lidstaat van de Europese Unie en is een voormalige huurauto. De datum van eerste toelating is 9 april 2014. Het desbetreffende aangiftebiljet vermeldt een te betalen bedrag aan BPM van € 5.946. Dit bedrag heeft belanghebbende voldaan.

2.2.

Voor de berekening van de verschuldigde BPM heeft belanghebbende de kampeerauto laten taxeren door middel van een fysieke opname op 18 december 2014 door [B] , die zijn bevindingen heeft vastgelegd in een taxatierapport (hierna: het taxatierapport). Op het moment van de taxatie had de kampeerauto 23.113 kilometers op de teller staan. De netto catalogusprijs (inclusief de opties van € 1.645) van de kampeerauto bedroeg volgens de aangifte € 27.095. De historische nieuwprijs is door de taxateur berekend op € 78.247. In het taxatierapport is de handelsinkoopwaarde inclusief schade van de kampeerauto berekend op € 44.334, door op de handelsinkoopwaarde zonder schade van € 47.214 (berekend op basis van een afschrijvingspercentage van 39,66%) een schadebedrag van € 2.880 in mindering te brengen. Dat resulteert in een afschrijvingspercentage van 43,34%. Bij gebrek aan marktgegevens is het afschrijvingspercentage van 39,66% gebaseerd op het uit een koerslijst volgende afschrijvingspercentage van een gelijksoortige, reeds op het nationale grondgebied geregistreerde auto (een tweedeurs chassis-cabine bestelauto, type Fiat Ducato), die als basis heeft gediend voor de onderhavige kampeerauto. Uitgaande van een bedrag aan bruto-BPM van € 10.487 heeft belanghebbende vervolgens het bedrag aan rest-BPM becijferd op € 5.946.

2.3.

Bij brief van 23 november 2015 heeft de Inspecteur aangekondigd van de aangifte te zullen afwijken. De Inspecteur heeft het taxatierapport en de daarop gebaseerde berekening van de rest-BPM niet geaccepteerd, omdat deze uitgaat van een netto catalogusprijs van een tweedeurs chassis-cabine, zonder rekening te houden met de opbouw. Voor de opbouw wordt volgens de Inspecteur in de regel 15% meerwaarde gerekend. Alsdan zou de netto catalogusprijs, inclusief opties, € 30.912 bedragen. De Inspecteur heeft een eigen berekening van de rest-BPM gemaakt, gebaseerd op de gegevens in Autotelex van een vijfdeurs bestelauto, type Fiat Ducato. De herberekening resulteert in een netto cataloguswaarde van € 29.195 en een bedrag aan bruto-BPM van € 11.279. Vervolgens is een afschrijvingspercentage toegepast van 28%, gebaseerd op de tabel van artikel 10, lid 6, Wet BPM in verbinding met artikel 8 Uitvoeringsregeling BPM 1992. Dat resulteert in een bedrag aan rest-BPM van € 8.120. Voor het verschil is de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil in hoger beroep betreft het antwoord op de volgende vragen:

1. Is het incidentele hoger beroep ontvankelijk?

2. Heeft de Inspecteur terecht en voor het juiste bedrag een naheffingsaanslag vastgesteld?

3.2.

Belanghebbende concludeert primair tot vernietiging van de naheffingsaanslag en (meer) subsidiair tot vermindering van de naheffingsaanslag tot € 332 respectievelijk € 396. De Inspecteur concludeert in het incidentele hoger beroep tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en bevestiging van de uitspraak op bezwaar.

4 Gronden

5 Beslissing