Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-06-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1761, 19/00591

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-06-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1761, 19/00591

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
12 juni 2020
Datum publicatie
15 juni 2020
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:1761
Zaaknummer
19/00591

Inhoudsindicatie

Forensenbelasting. Moment van totstandkoming verhuurbemiddelingsovereenkomst, uitleg van die overeenkomst en moment van verschuldigd zijn van forensenbelasting. Omvang van het geschil in hoger beroep.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 19/00591

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland‑West‑Brabant (hierna: de Rechtbank) van 28 augustus 2019, nummer BRE 18/1577, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de Samenwerking Belastingen Walcheren en Schouwen‑Duiveland,

hierna: de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende de aanslag forensenbelasting 2017 opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.

1.3.

De heffingsambtenaar heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Partijen hebben nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de andere partij.

1.7.

Het hof heeft bepaald dat de zitting achterwege kan blijven. Geen van partijen heeft – na navraag door het hof – verklaard gebruik te willen maken van hun recht om op een zitting te worden gehoord. Het hof heeft partijen schriftelijk meegedeeld dat het onderzoek is gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is sinds 2004 eigenaar van een gemeubileerde vakantiewoning, te weten [adres 1] te [plaats] , gemeente Veere (hierna: de woning). Daarnaast is belanghebbende sinds 2016 eigenaar van een andere gemeubileerde vakantiewoning, te weten [adres 2] eveneens te [plaats] (hierna: de andere vakantiewoning). Belanghebbende heeft niet zijn hoofdverblijf in de gemeente Veere.

2.2.

Belanghebbende verhuurt de woning via [de verhuurbemiddelaar] (hierna: de verhuurbemiddelaar). Belanghebbende heeft met de verhuurbemiddelaar een verhuurbemiddelingsovereenkomst (hierna ook: de verhuurbemiddelingsovereenkomst) gesloten. In deze overeenkomst is het eigen gebruik, door belanghebbende of zijn gezin, niet beperkt. Artikel 2.3 van de verhuurbemiddelingsovereenkomst luidt:

“2.3 De recreatiewoning staat gedurende de overeengekomen periode hoofdzakelijk ter beschikking aan de verhuurbemiddelaar, gebruik ten eigen nutte van de recreatiewoning gedurende deze periode is mogelijk na onderling overleg en het blokkeren van de periode door de verhuurbemiddelaar.”

Voor het jaar 2017 is met dagtekening 15 mei 2017 een nieuwe verhuurbemiddelingsovereenkomst (hierna ook: de verhuurbemiddelingsovereenkomst 2017) opgemaakt en ondertekend. In artikel 2.3 van de verhuurbemiddelingsovereenkomst 2017 is bepaald:

“2.3 De recreatiewoning staat gedurende de overeengekomen periode hoofdzakelijk ter beschikking aan de verhuurbemiddelaar, gebruik ten eigen nutte van de recreatiewoning gedurende deze periode is mogelijk gedurende maximaal 90 dagen per kalenderjaar na onderling overleg en het blokkeren van de periode door de verhuurbemiddelaar.”

2.3.

Tot de stukken van het geding behoort een e‑mail van de verhuurbemiddelaar aan belanghebbende van 6 mei 2017 waarin de verhuurbemiddelaar schrijft:

“Beste [A] ,

Dank voor je mail,

Ik heb punt 2.9 toegevoegd, dit zou volgens mij voldoende moeten zijn. Anders hoor ik het graag.

Groet

[B] .”

De in 2.2 hiervoor geciteerde verhuurbemiddelingsovereenkomst 2017 bevat geen onderdeel 2.9.

2.4.

De woning is in 2017 gedeeltelijk verhuurd geweest. Tot 15 mei 2017 is de woning 41 dagen verhuurd geweest. Nadien is de woning ook diverse perioden verhuurd geweest. In het accommodatierooster staat voor 20 oktober 2017 tot en met 23 oktober 2017 onder “ [A] ” een reservering op naam van belanghebbende vermeld.

2.5.

Aan belanghebbende is met betrekking tot de woning een aanslag forensenbelasting 2017 (hierna: de aanslag) opgelegd met dagtekening 30 juni 2017. Tegen de aanslag heeft belanghebbende bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar het bezwaar afgewezen en de aanslag gehandhaafd. Op hetzelfde aanslagbiljet is tevens de aanslag forensenbelasting 2017 voor de andere vakantiewoning opgenomen.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de aanslag terecht is opgelegd aan belanghebbende.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de aanslagen forensenbelasting voor beide woningen. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing