Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 16-07-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:2219, 19/00054 tot en met 19/00063

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 16-07-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:2219, 19/00054 tot en met 19/00063

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
16 juli 2020
Datum publicatie
13 augustus 2020
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:2219
Formele relaties
Zaaknummer
19/00054 tot en met 19/00063

Inhoudsindicatie

Bezwaarschrift te laat. Termijnoverschrijding verschoonbaar?

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummers: 19/00054 tot en met 19/00063

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [plaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland‑West‑Brabant (hierna: de rechtbank) van 11 december 2018, nummers BRE 17/5742 tot en met 17/5751 in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft aangifte gedaan van door hem verschuldigde omzetbelasting over de tijdvakken 2e kwartaal 2013 tot en met 4e kwartaal 2015.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen zijn voldoening op aangifte.

1.3.

De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar niet‑ontvankelijk verklaard. Bij afzonderlijk geschrift heeft de inspecteur het verzoek om een kostenvergoeding afgewezen.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en zich onbevoegd verklaard ten aanzien van belanghebbendes verzoek om schadevergoeding en zijn verzoek om ambtshalve teruggave.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota met een bijlage en producties K1, K2, K4 en K9 toegezonden aan het hof. De pleitnota met bijlage en producties zijn doorgestuurd naar de inspecteur. Deze pleitnota wordt met instemming van partijen geacht ter zitting te zijn voorgelezen.

De inspecteur heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de bij deze pleitnota behorende bijlage en genoemde producties.

1.7.

De zitting heeft digitaal plaatsgevonden op 12 juni 2020. Belanghebbende, zijn gemachtigde [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] zijn gehoord, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] .

1.8.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is arts‑acupuncturist en heeft omzetbelasting op aangifte voldaan voor door hem verrichte acupunctuurbehandelingen.

2.2.

Twee belangenorganisaties van (acupunctuur)artsen hebben in de jaren 2012 tot en met 2014 overleg gevoerd met het Ministerie van Financiën over de verschuldigdheid van omzetbelasting over acupunctuurbehandelingen. De belangenorganisatie waarvan belanghebbende lid is, heeft overleg gevoerd over een vaststellingsovereenkomst (hierna: de VSO). Dit overleg heeft niet tot een dergelijke overeenkomst geleid. Belanghebbende heeft ook niet op persoonlijke titel een VSO gesloten.. Tot de gedingstukken behoort een concept VSO van 27 januari 2014. Daarin staat het volgende:

“(…)

3.2.

Partij A [hof: belastingplichtige] heeft bezwaar aangetekend tegen een voldoening op aangifte, een naheffingsaanslag dan wel een teruggaafbeschikking waarbij de medische vrijstelling van omzetbelasting niet is toegepast.

(…)

4.10.

Voor de betalingen op aangifte over tijdvakken die aanvangen na het tijdvak waarvoor Partij A een bezwaarschrift heeft ingediend tot uiterlijk het moment waarop de uitkomst van de procedure onherroepelijk vaststaat, geldt het volgende. Partij A hoeft voor de in geschil zijnde diensten geen bezwaar in te dienen voor de tijdvakken die eindigen na de datum van ondertekening van deze Vaststellingsovereenkomst. (…) Hierbij wordt opgemerkt dat Partij A voor de bedoelde tijdvakken wel bezwaar moet maken indien zij bezwaar wenst te maken tegen zaken die niet in geschil zijn in het kader van deze Vaststellingsovereenkomst. Partij B [hof: de inspecteur] zal onder de hierna te noemen voorwaarde de [op] aangifte gedane betalingen omzetbelasting en/of naheffingsaanslagen omzetbelasting ambtshalve binnen een redelijke termijn in overeenstemming brengen met de uitkomsten van de proefprocedure. (…)

(…)

6.2.

Partij A doet (…) hierbij uitdrukkelijk en zonder enig voorbehoud afstand van het recht om in of buiten rechte een vergoeding van schade, rente en dergelijke te vorderen, met uitzondering van een verzoek om vergoeding van kosten van rechtsbijstand in de bezwaarfase. (…)”

Bezwaar en beroep

2.3.

Belanghebbende heeft bij brief van 28 mei 2013 bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte. In die brief staat:

“Betreft: Bezwaar tegen aangifte Omzetbelasting 1e kwartaal 2013

(…)

Hierbij kom ik namens belanghebbende in bezwaar tegen de aangifte Omzetbelasting van belanghebbende over het eerste kwartaal 2013.”

2.4.

In de brief van de Belastingdienst van 6 juni 2013 staat onder meer:

“Op 30 mei 2013 ontving ik uw brief waarin u, namens uw cliënt [belanghebbende] bezwaar maakt tegen de voldoening op de aangifte omzetbelasting over het 1° kwartaal 2013 (…).

Wenst u tevens bezwaar te maken tegen de voldoening van omzetbelasting op toekomstige aangiften Omzetbelasting, dan maak ik u erop attent dat daarvoor per aangiftetijdvak telkens tijdig, en met vermelding van het betwiste belastingbedrag, een afzonderlijk bezwaar moet worden ingediend.”

2.5.

In de brief van de Belastingdienst van 13 december 2013 staat:

“U hebt dit jaar één of meer bezwaarschriften ingediend met betrekking tot het (niet) van toepassing zijn van de medische vrijstelling van omzetbelasting. U hebt ermee ingestemd dat de termijn is verlengd waarbinnen ik op uw bezwaar moet beslissen. De reden hiervoor is dat de Belastingdienst in gesprek is met vertegenwoordigers van brancheverenigingen/beroepsgroepen om te bezien of het mogelijk is proefprocedures te starten. (…)

(…)

In het geval u mee gaat liften met een (eventuele) proefprocedure of in het geval u besluit bij de rechtbank beroep aan te tekenen tegen de uitspraak die ik op uw bezwaar zal doen, ben ik wel bereid om een (dan definitief te formuleren) afspraak met u te maken als bedoeld in onderdeel 5 van paragraaf 13 van het Besluit Fiscaal Bestuursrecht van 5 juli 2011 (BLKB 2011/1087M).

In onderdeel 5 staat dat de inspecteur kan instemmen met het indienen van één bezwaarschrift en kan toezeggen dat de belastingaanslag ambtshalve zal worden herzien nadat de Hoge Raad in de kwestie heeft beslist. Dit geldt indien de in geschil zijnde fiscale kwestie zich bij één belanghebbende m.b.t. meer dan één heffingstijdvak onveranderd voordoet en de desbetreffende voldoening op aangifte/aanslagen nog niet onherroepelijk vaststaan(t). Uiteraard is en blijft het in een dergelijk geval uw recht om tegen iedere voldoening op aangifte in een toekomstig tijdvak separaat bezwaar in te dienen.”

2.6.

In de brief van belanghebbende van 18 december 2013 staat:

“Betreft; Bezwaren tegen de aangiften Omzetbelasting 1e t/m 3e kw. 2013

(…)

Maar aanleiding van uw verzoek van 13 december jl. kan ik u als volgt informeren.

Bij aangetekende brief van 11 december jl. heb ik de motivering van het bezwaar over het eerste kwartaal bij uw eenheid ingediend. Belanghebbende heeft baat bij een snelle behandeling van het bezwaar. Met verder uitstel van de behandeling kan dus niet akkoord gegaan worden.

(…)”

2.7.

Bij brief van 17 februari 2014 heeft – na een door belanghebbende gevoerde procedure voor de voorzieningenrechter van de rechtbank – de inspecteur uitspraak op bezwaar gedaan naar aanleiding van het bezwaar van belanghebbende van 28 mei 2013.

2.8.

De gerechtelijke procedure tegen die uitspraak op bezwaar heeft geleid tot een onherroepelijke vaststaande uitspraak van dit hof1 over het eerste kwartaal van 2013 waarin kortgezegd is geoordeeld dat de door belanghebbende verrichte diensten zijn vrijgesteld van omzetbelasting.

2.9.

Bij brief van 7 juli 2014 heeft [A] namens de Belastingdienst aan [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] bericht:

“De afgelopen tijd hebben wij overleg gevoerd over het sluiten van een vaststellingsovereenkomst om te komen tot proefprocedures over de medische btw‑vrijstelling ten aanzien van leden van de NAAV. U hebt afgelopen vrijdag, 4 juli, telefonisch aan de heer [A] laten weten dat de leden van de NAAV (…) hebben besloten de vaststellingsovereenkomst niet aan te gaan. (…)

(…) Door middel van deze brief bevestigen wij (…) dat de Belastingdienst en de leden van de NAAV geen vaststellingsovereenkomst aangaan, dat er derhalve geen sprake kan zijn van proefprocedures en dat wij daarom verder gaan met het proces dat de fiscale wet- en regelgeving voorschrijft.

Het fiscale formeel recht bepaalt dat de Belastingdienst thans over moet gaan tot het doen van uitspraak op de bezwaren die de leden hebben ingediend. Daartoe zullen wij de leden binnenkort individueel verzoeken hun bezwaar (nader) te motiveren.”

2.10.

Belanghebbende heeft bij brieven van 16 juni 2016 bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangiften over de tijdvakken 2e kwartaal 2013 tot en met 4e kwartaal 2015.

2.11.

Belanghebbende heeft eveneens bij brief van 16 juni 2016 de inspecteur in gebreke gesteld voor het niet tijdig beslissen op bezwaar.

2.12.

De inspecteur heeft het bezwaar niet‑ontvankelijk verklaard en de ingebrekestelling als prematuur aangemerkt. Met betrekking tot de vier tijdvakken van 2015 heeft de inspecteur ambtshalve teruggaven verleend.

2.13.

De rechtbank heeft het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard en zich onbevoegd verklaard ten aanzien van belanghebbendes verzoek om schadevergoeding en zijn verzoek om ambtshalve teruggave.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

1. Heeft de inspecteur de bezwaren over de tijdvakken 2e kwartaal 2013 tot en met 4e kwartaal 2014 terecht wegens termijnoverschrijding niet‑ontvankelijk verklaard?

2. Heeft belanghebbende recht op een vergoeding van de werkelijke proceskosten?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot teruggave van de op aangifte voldane omzetbelasting voor zover sprake is van vrijgestelde prestaties en tot toekenning van een kostenvergoeding op basis van de werkelijk gemaakte kosten. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing