Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 16-07-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:2220, 19/00179 tot en met 19/00182

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 16-07-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:2220, 19/00179 tot en met 19/00182

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
16 juli 2020
Datum publicatie
13 augustus 2020
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:2220
Formele relaties
Zaaknummer
19/00179 tot en met 19/00182

Inhoudsindicatie

Aan belanghebbende zijn naheffingsaanslagen OB voor afdrachtverschillen opgelegd op basis van door de boekhouder aangeleverde stukken. Belanghebbende maakt niet aannemelijk dat de boekhouder niet meer haar boekhouder was of dat de stukken onjuist waren. Van schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur of het verdedigingsbeginsel acht het hof geen sprake. De verzuimboetes worden vernietigd, omdat deze zijn opgelegd voor niet betalen en het verwijt van niet aangeven is meegedeeld.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummers: 19/00179 tot en met 19/00182

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] C.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland‑West‑Brabant (hierna: de rechtbank) van 8 maart 2019, nummers BRE 17/6044 tot en met 17/6047, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft een naheffingsaanslag omzetbelasting (hierna: OB) over elk van de jaren 2011 tot en met 2014 opgelegd. Tevens is bij beschikking voor elk van de jaren 2011 tot en met 2013 een verzuimboete opgelegd en is bij beschikking (voor 2011) heffingsrente respectievelijk (voor 2012 tot en met 2014) belastingrente in rekening gebracht (hierna, ook wel aangeduid als: de rentebeschikkingen).

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.

1.3.

De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

De zitting heeft plaatsgevonden op 12 juni 2020 in ’s-Hertogenbosch. Daarbij is [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, digitaal gehoord. Namens de inspecteur zijn [inspecteur 1] en [inspecteur 2] telefonisch gehoord.

1.7.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is een commanditaire vennootschap (C.V.) opgericht op [datum] 2010 en exploiteert een uitzendbureau.

2.2.

In het kader van de aangiften vennootschapsbelasting zijn de jaarrekeningen van belanghebbende voor de jaren 2011, 2012 en 2013 elektronisch door de Belastingdienst ontvangen, respectievelijk op 5 juli 2013, 28 februari 2014 en 30 april 2016. De daarin opgenomen balanspost OB vermeldt als OB-schuld over het jaar 2011 een bedrag van € 15.694, over het jaar 2012 van € 14.001 en over het jaar 2013 van € 23.789.

2.3.

Naar aanleiding van een signaal uit het systeem Balansschulden omzetbelasting van de inspecteur wordt bij belanghebbende een afdrachtverschil omzetbelasting over het jaar 2012 geconstateerd. Bij brief van 30 september 2016 deelt de inspecteur belanghebbende mee dat zij als ondernemer verplicht is hem te melden wanneer er te veel of te weinig omzetbelasting is aangegeven. Daaraan voegt hij toe dat uit zijn gegevens over 2012 een verschil van € 7.743 blijkt tussen wat belanghebbende had moeten melden en wat in haar aangiften omzetbelasting is aangegeven. De inspecteur deelt mee voornemens te zijn voor dat afdrachtverschil een naheffingsaanslag met berekening van belastingrente en een verzuimboete van 10% op te leggen. In dat verband wordt belanghebbende de gelegenheid geboden het afdrachtsverschil te controleren en een verklaring voor het verschil te geven.

2.4.

In vervolg op de reactie van belanghebbende treedt de inspecteur in contact met de boekhouder van belanghebbende, [A BV] te [vestigingsplaats] (hierna: de boekhouder), en verzoekt om toezending van de nog niet ingediende suppleties OB over de jaren 2011 tot en met 2013 van belanghebbende. Bij email-berichten van 15 en 16 november 2016 verstrekt de boekhouder enkele overzichten met de hierna vermelde gegevens van de suppleties OB over de jaren 2011 tot en met 2014:

jaar

2011

2012

2013

2014

Totaal

nog te suppleren OB

€ 3.632

€ 4.111

€ 3.705

€ 2.761

€ 11.448

2.5.

Bij brief van 18 november 2016 herhaalt de inspecteur dat belanghebbende niet heeft voldaan aan de verplichting omzetbelastingschulden te melden. Hij deelt mee dat naar aanleiding van de door belanghebbende verstrekte gegevens en de verklaringen van de boekhouder de nog verschuldigde bedragen aan OB over de jaren 2011 tot en met 2013, zoals in 2.4 vermeld, worden nageheven. Omdat belanghebbende de betreffende bedragen aan OB niet op tijd heeft gemeld, wordt haar daarbij heffings- respectievelijk belastingrente in rekening gebracht en een verzuimboete opgelegd. In dat verband deelt de inspecteur belanghebbende mee dat de verzuimboete is gebaseerd op artikel 67c Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) en paragraaf 24 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst en 10% van de na te heffen belasting bedraagt.

2.6.

De naheffingsaanslagen OB over de jaren 2011 tot en met 2014 en de daarbij gegeven beschikkingen zijn op 30 november 2016 opgelegd en als volgt gespecificeerd:

Jaar

aanslagnummer

Nageheven OB

verzuimboete

rentebeschikking

2011

[aanslagnummer] .F.01.1501

€ 3.632

€ 363

€ 613

2012

[aanslagnummer] .F.01.2501

€ 4.111

€ 411

€ 599

2013

[aanslagnummer] .F.01.3501

€ 3.705

€ 370

€ 428

2014

[aanslagnummer] .F.01.4501

€ 2.761

--

€ 215

Voor het jaar 2014 is geen boete opgelegd, omdat naar de mening van de inspecteur belanghebbende die gegevens vrijwillig heeft aangegeven.

2.7.

Belanghebbende maakt bij brief van 13 december 2016 “bezwaar tegen alle aanslagen van 2011 tm 2014” en verwijst naar in de aanhef genoemde aanslagen met aanslagnummers. In de aanhef worden de naheffingsaanslagen OB over 2011 tot en met 2013 wel opgesomd, maar ontbreekt de naheffingsaanslag OB over 2014. In de bezwaarfase hebben partijen stukken gewisseld en overleg gevoerd over de OB van alle vier de jaren. In de motivering van zijn uitspraak vermeldt de inspecteur dat hij op 14 december 2016 een bezwaarschrift heeft ontvangen tegen de naheffingsaanslagen OB over de jaren 2011 tot en met 2014 en noemt daarvan de vier aanslagnummers. Bij de uitspraak op bezwaar is het bezwaar afgewezen. De rechtbank heeft het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vragen:

I Zijn de naheffingsaanslagen OB over de jaren 2011 tot en met 2014 en daarbij gegeven rentebeschikkingen en verzuimboetes terecht en tot het juiste bedrag vastgesteld?

II Heeft de inspecteur bij het opleggen van de naheffingsaanslagen en de daarbij gegeven beschikkingen algemene beginselen van behoorlijk bestuur geschonden?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en van de naheffingsaanslagen OB en de daarbij gegeven beschikkingen. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing