Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-07-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:2358, 19/00701

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-07-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:2358, 19/00701

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
23 juli 2020
Datum publicatie
1 september 2020
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:2358
Zaaknummer
19/00701

Inhoudsindicatie

De rechtbank had de beslissing dat het bezwaar kennelijk ongegrond was en dat daarom niet gehoord hoefde te worden, niet mogen nemen zonder partijen in de gelegenheid te stellen om zich over die ambtshalve bijgebrachte grond uit te laten. Het hof is van oordeel dat de hoorplicht is geschonden en dat terugverwezen moet worden naar de heffingsambtenaar. Dit leidt uitzondering voor de aanslagen waarin belanghebbende door het niet-horen niet is benadeeld.

Er bestaat geen recht op proceskostenvergoeding omdat rechtsbijstand verleend is door de (vennootschap van de) partner van belanghebbende en de werkzaamheden de normale hulp tussen echtelieden niet te boven.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 19/00701

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant te ‘s-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) van 27 november 2019, nummer SHE 19/420, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant,

hierna: de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft belanghebbende een gecombineerd aanslagbiljet waterschapsbelastingen (hierna: de aanslag) voor het jaar 2018 toegezonden. Op dit aanslagbiljet zijn opgenomen de aanslagen watersysteemheffing gebouwd voor de objecten [adres 1] en [adres 2] , beide gelegen te [woonplaats] , en de aanslagen zuiveringsheffing woningen en watersysteemheffing ingezetenen voor het object [adres 3] te [woonplaats] .

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslagen.

1.3.

Belanghebbende is tegen het niet tijdig nemen van uitspraken op bezwaar in beroep gekomen bij de rechtbank.

1.4.

De heffingsambtenaar heeft uitspraken op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.5.

De rechtbank heeft het beroep tegen de bestreden uitspraken ongegrond verklaard, het beroep tegen het niet-tijdig beslissen op het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, de heffingsambtenaar opgedragen om het griffierecht te vergoeden, deze veroordeeld in de proceskosten en het verzoek van belanghebbende om een dwangsom, wettelijke rente en schadevergoeding afgewezen.

1.6.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het hof.

De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft vervolgens schriftelijk gereageerd op het verweerschrift.

1.7.

Het hof heeft bepaald dat de zitting achterwege kan blijven. Geen van partijen heeft – na navraag door het hof – verklaard gebruik te willen maken van hun recht om op een zitting te worden gehoord. Het hof heeft het onderzoek vervolgens gesloten.

2 Feiten

2.1.

De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 30 april 2018 in één aanslagbiljet de volgende aanslagen over het jaar 2018 opgelegd:

-

met betrekking tot [adres 1] [woonplaats] : aanslag watersysteemheffing gebouwd: € 3,83. De aanslag is gebaseerd op een grondslag van € 10.000;

-

met betrekking tot [adres 2] [woonplaats] : aanslag watersysteemheffing gebouwd: € 140,85. De aanslag is gebaseerd op een grondslag van € 367.000;

-

met betrekking tot [adres 3] [woonplaats] :

-

aanslag zuiveringsheffing woningen (meerpersoonshuishouden): € 142,92; en

-

aanslag watersysteemheffing ingezetenen: € 59,06 (vast bedrag).

2.2.

Belanghebbende heeft bij brief van 30 april 2018 pro forma bezwaar gemaakt tegen de aanslagen. Daarbij heeft hij verzocht om te worden gehoord en om toezending van alle zaakstukken.

2.3.

Bij brief van 7 mei 2018 heeft de heffingsambtenaar belanghebbende een termijn van vier weken gegeven om de gronden van bezwaar en een machtiging over te leggen. Deze brief is verzonden naar het verkeerde adres.

2.4.

Bij brief van 31 december 2018, door de heffingsambtenaar ontvangen op 2 januari 2019, heeft belanghebbende de heffingsambtenaar in gebreke gesteld vanwege het uitblijven van een uitspraak op zijn bezwaar.

2.5.

Bij brief van 15 januari 2019 heeft belanghebbende de gronden van het bezwaar ingediend en een machtiging overgelegd. Die machtiging dateert van 4 augustus 2017 en vermeldt het volgende:

“ [belanghebbende] (…) machtigt hierbij [A] , h.o.d.n. [B] en/of [C] en/of [D] gevestigd te ( [postcode] ) [woonplaats] aan de [adres 2] ……”.

[A] is de echtgenoot van belanghebbende.

2.6.

Bij brief van 31 januari 2019 is belanghebbende uitgenodigd voor een hoorzitting. Die brief is verzonden naar het verkeerde adres.

2.7.

Belanghebbende heeft bij brief van 1 februari 2019 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van uitspraken op bezwaar.

2.8.

Bij uitspraken op bezwaar van 6 februari 2019 (de bestreden uitspraken) heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard en de aanslagen gehandhaafd. Hij heeft daarbij geconcludeerd dat belanghebbende niet meer gehoord wilde worden. Belanghebbende heeft tegen de bestreden uitspraken beroep ingesteld bij brief van 1 februari 2019, door de rechtbank ontvangen op 9 februari 2019.

2.9.

De rechtbank heeft op 27 november 2019 uitspraak gedaan (zie 1.5). Zij heeft daarbij een proceskostenvergoeding toegekend van € 128 voor de door de gemachtigde [E] ingediende reactie op het verweerschrift.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft een antwoord op de volgende vragen:

I. Heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat van het horen kon worden afgezien omdat het bezwaar kennelijk ongegrond was?

II. Heeft belanghebbende recht op een hogere proceskostenvergoeding?

III. Dient wettelijke rente over de proceskostenvergoeding en het griffierecht vergoed te worden door de heffingsambtenaar?

IV. Is de redelijke termijn in de zin van het EVRM overschreden?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en tot – naar het hof begrijpt – terugwijzing naar de heffingsambtenaar. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing